57 NAAR EEN NIEUWE HANDLEIDING 56 Venne, J. M. van de (II), hoofdarchivist Rijksarchief in Limburg. Verburgt, P. J. G. (II), adjunct-commies archief der gemeente 's-Gravenhagc Verharen, Th. J. (II), archivist archief der Oranje-Nassaumijnen, te Heerlen. Verhoofstad, P. M. (II), adjunct-archivaris van het bisdom Haarlem, te Santpoort, 7'. Cremerlaan 6. Versprille, mej. mr A. J. (II), commies archief der gemeente Leiden. Verveen, mej. G. W. J. (II), klerk archief der gemeente Rotterdam. Visser, J.hist, docts (I), chartermeester Rijksarchief in Friesland, te Leeu warden. Voogd van der Straaten Johzn., A. C. de (II), ambtenaar archief der ge meente Schiedam. Vroom, E., hist, docts (I), chartermeester Rijksarchief in Overijsel, te Zwolle Walland—Diemont, mevr. M. C. G. (II), VGravenhage. Van Steenhove- straat 29. Weevere, D. H. C. de, archivist bij C. van der Giessen en Zns Scheeps werven, te Krimpen a/d IJsel, Prinses Margrietstraat 39. WelyO. F. M., dr D. van, archivaris van de Ned. Provincie der Minder broeders, te Weert. Werkman, E. J., hist, docts (I), rijksarchivaris in Drente en inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te Assen. Weytens, F. H. C. (II), archivist aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gra- venhage, Wiersum, dr E. (I), oud-archivaris der gemeente Rotterdam, archivaris van het Hoogheemraadschap van Schieland, te Rotterdam, Westzeedijk 128. Win, Th. H. de (II), hoofdcommies bij de inspectie der gemeente- en wa terschapsarchieven in de provincie Limburg, te Maastricht, Fr. Romamts- weg 14. Woltring, mr j. (TI), werkzaam aan de afd. Archieven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, te 's-Gravenhage, Adelheidstraat 21. Wortel, Th. P. H. (II), archivaris der gemeente Alkmaar. Wouters, mr H. H. E.. hist, docts (I). archivaris der gemeente Maastricht. Wuismanj P. J. M. (II), adjunct-commies archief der gemeente Amsterdam. Zande, van der (II), te Naarden, Juliana van Stolberglaan 114. Zondervan, W. (II), wet. ambtenaar archief der gemeente Doesburg, te Zutfen, Hazekamp 21. Corresponderende leden Graham Botha, dr C., oud-hoofdarchivaris vdn de Unie van Zuid-Afrika, te Newlands (Kaapprovincie). Sir Hilary Jenkinson, deputy-keeper Public Record Office, te Londen. Piétresson de St. Aubin, P., conservator der Archives du Nord, te Rijsel. lihon, C., algemeen rijksarchivaris van België, te Brussel. ADMINISTRATIE EN ARCHIEF Ter vergadering der Vereniging in Juni jl. kwam mijn aandeel in de her ziening der Handleiding ter sprake1) en werd in het bijzonder naar mijn ant woord op het artikel van de heer Van der Gouw, voor zover deze zich tot mij gericht heeft, gevraagd. Het artikel is, als bekend, getiteld: De hand leiding tussen Scylla en Charibdis, en verscheen in afl. 2 van de inmiddels blijkbaar gestaakte Mededelingen van en voor oud-leerlingen en leerlingen van de Archiefschool. Het onderwerp en de wijze, waarop het behandeld werd, lenen zich voor uitweidingen, maar ik meen goed te doen, de heer Van der Gouw kort op den voet te volgen, de mogelijkheid openlatend, dat men op enig detail wenst terug te komen. Blijkens p. 4 van de overdruk licht hij zich ten 1ste tegen de stelling mijner definitie van het begrip archief, dat ,,de archiefstukken zijn pro ducten van rechtshandelingen' gelijk hij het uitdrukt. Maar een memorie dan, laat ik hem tegenwerpen? Terzijde latend, dat ik product geen gelukkig gekozen woord vind. merk ik op, dat de memorie (oorspronkelijk) slechts een hulpmiddel voor de interne dienst, geen acte, maar een „bescheid" is. Het opstellen ener memorie is. althans in directe zin, óók geen rechts handeling. De handhaving der rechten van het gezag geschiedt direct door acten en indirect door de overige bescheiden. Vervolgens formuleert de heer Van der Gouw een tweede zijner stellingen als ten 2de „de stukken behoren eerst tot het archief, zodra de zaken, waar op ze betrekking hebben, zijn afgedaan", en tekent daarbij aan, dat hij het overbodig acht van het opleggen daarvan melding te maken. Ik meen daaren tegen, dat, aangezien het archief niet alleen een geheel, maar als zodanig van de administratie, de laatste als de schriftelijke neerslag van het bestuur be schouwd, onderscheiden is, het feit van de overgang der bescheiden van de eerste naar de tweede toestand van principieel belang is. Voor hen, die van dynamisch en statisch archief spreken, spreekt deze overgang veel minder. Dat deze overgang feitelijk niet steeds aanstonds geschiedt, m.a.w.. dat be scheiden der administratie en die van het archief tijdelijk vermengd kunnen zijn, doet hier niet ter zake. Een ander deel mijner archiefdefinitie, dat de bescheiden nl. worden op gelegd ter handhaving van een recht van het publiek gezag, ontmoet bij de heer Van der Gouw ernstiger bezwaren. Arme privaatrechtelijke lichamen, die zich maar in een zo-zo-archief mogen verheugen, zegt hij. Mijn antwoord luidt, dat het publiek gezag nu eenmaal boven de private belangen uitgaat, maar dat men deze theoretische minderwaardigheid der archieven van de laatste, die men zelfs aldus kan formuleren, als zouden het geen echte ar chieven, want van geen echte administraties herkomstig, zijn, de privaat rechtelijke lichamen daarom niet voor de voeten behoeft te gooien. Voor het uiterlijk behoeft tussen beide soorten archieven geen ander verschil te be staan, dan dat de acten der laatste slechts door vreemden geauthentiseerd kunnen worden. Zie Ned. Archievenblad 1952/53 p. 31.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 5