88 ben op de Belgische geschiedenis, heeft het bonds de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis in de gelegenheid gesteld deze onderneming ook dienstbaar te maken voor de studie der geschiedenis van Nederland. Het was de opzet, dat het Algemeen Rijksarchief te Brussel en de vier universiteits bibliotheken in België ieder een afdruk van de films ter beschikking zouden krijgen. In de overtuiging dat de meeste films tevens voor de Nederlandse ge schiedenis van betekenis zouden zijn, deed het Nationaal Fonds het aanbod voor Nederland een zesde druk te laten maken. De R. C. V. G. heeft dit aan bod dankbaar aanvaard, hiertoe in staat gesteld door een subsidie der Neder landse organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek. De thans gereed gekomen films van de archieven van Rijsel en Dijon zijn de eerste, die het Nationaal Fonds van België in het kader van zijn pro gramma voor de geschiedkundige documentatie heeft gemaakt. De secretaris van het Fonds, dr M. Freson, is persoonlijk naar Den Haag gekomen om de afdruk, die voor de R. C. V. G. bestemd is, aan te bieden, waarmee hij op bijzondere wijze de voldoening deed blijken die in de wetenschappelijke krin gen van België bestaat voor de samenwerking met Nederland op dit terrein van historisch onderzoek. De directeur van het Bureau, dr A. J. Veenendaal, memoreerde in zijn wel komstwoord de onderhandelingen, die tot het accoord geleid hebben, waarbij hij o.m. de nadruk legde op het persoonlijk aandeel, dat dr Freson daarin heeft gehad. Overgaande tot de aanbieding van de collectie aan de Rijkscommissie, gaf dr Freson een opsomming van de inhoud der filmcollectie. Het geheel om vat 810 films met in totaal 300.000 opnamen. Aan de verzameling is een reper torium in zes delen toegevoegd, dat het mogelijk maakt tot in detail de inhoud der films na te gaan, terwijl door verwijzing naar de signatuur der filmdozen elke gewenste film onmiddellijk kan gevonden worden. Dr Freson deelde nog mede, dat het Nationaal Fonds van België zich voorstelt in de komende jaren op gelijke wijze de Weense archieven te laten fotograferen en vervolgens de Spaanse archieven te Simancas. Nederlandse deelneming in deze projecten op dezelfde voet zal het Nationaal Fonds wederom hartelijk welkom zijn. Prof. mr N. W. Posthumus aanvaardde daarop de aangeboden collectie namens de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis, daarbij uiting ge vend aan zijn erkentelijkheid voor de zo welwillend aangeboden mogelijkheid tot deelneming aan het programma van het Nationaal Fonds en van zijn be wondering voor de ondernemingsgeest, die dit grote werk tot stand heeft ge bracht. Namens de minister van O., K. en W. sprak mr F. P. Th. Rohling eveneens zijn voldoening ervoor uit, dat België en Nederland in deze taak weten samen te gaan tot de studie van het gemeenschappelijk verleden. Tot lid der R. C. V. G. is benoemd mr H. Hardenberg, algemeen rijks archivaris. Twee tentoonstellingen. Door een merkwaardige samenloop van omstandig heden zijn in de afgelopen wintermaanden twee tentoonstellingen gehouden die, hoe verschillend ook, beide belangrijk archivistisch materiaal onder de aandacht van een ruim publiek hebben kunnen brengen en beide ook voor vakgenoten in meer dan een opzicht van belang zijn geweest. De eerste, aan gekondigd onder de naam Het Blazoen, werd gehouden in de fraaie za len van het museum Het Prinsenhof te Delft, de tweede, Eilanden en 89 waarden in kaart en beeld genoemd, met, ter nadere bepaling, als ondertitel: De groei van Zuid-Hollands riviergebied, in het Maritiem Museum ...Prins Hendrik" te Rotterdam. De Delftse expositie werd 22 Dec. 1953 geopend door jhr dr D. P. M. Graswinckel, die er op wees dat het niet een zuiver heraldische tentoonstelling betrof, die voor deskundigen op dit gebied ongetwijfeld grote aantrekkelijk heid zou hebben, maar één voor het grote publiek, te definiëren als een ten toonstelling, die de toepassing vertoont van wapens op voorwerpen van allerlei aard en die uit kunsthistorisch oogpunt belangrijk moest zijn. Vervolgens gaf spr. een overzicht van ontstaan en betekenis der wapens: daterend van het einde der 10e eeuw, in de Nederlanden wel niet vroeger dan het midden der 13e, voor Friesland zelfs nog later, van militaire oorsprong als onderschei dingsteken, geen uiting van ijdelheid, zoals wel wordt beweerd, maar uiting van drang om daarmee de verbondenheid van opeenvolgende leden van een geslacht te demonstreren. En wanneer een ondertitel voor ,,Het Blazoen" zou moeten worden gezocht, zou men kunnen zetten: „wapens van de wieg tot aan het graf". Ook de zeer belangrijke catalogus een blijvend bezit bewerkt door dr Anne Berendsen en op de omslag getooid met het prachtig getekende helmteken van Catharina van Messems (f 1604bracht hierover in de lezenswaardige inleiding uitvoerige beschouwingen. Behalve familie portretten, wapenboeken, kwartierstaten, zegels, munten en penningen, kussens, porselein, zilver en damast en talrijke diversen, bood de door de directeur D. Bolten uitnemend en smaakvol gearrangeerde en zeer geslaagds tentoon stelling ook plaats aan een bijzondere groep voorwerpen, die hier te lande tamelijk zeldzaam zijn, nl. bronzen en koperen grafplaten, die op zerken zijn bevestigd geweest, en die in de Zuidelijke Nederlanden talrijker voorkwamen dan in het Noorden. De lange wand van de eetzaal van de Prins van Oranje was gesierd door een indrukwekkende reeks rouwborden, vooral uit het Sticht. Ook de wapenborden, vervaardigd door verscheidene kapittels Van het Gulden Vlies, trokken de aandacht. Als eindgrens was ongeveer het jaar 1800 aan gehouden, behalve in. de zegel-afdeling, waar ook de jongste aanwinst, het zegel van Koningin Juliana, was geëtaleerd. De andere tentoonstelling, denzelfden dag geopend, werd ingericht n.a.v. de ramp van 1 Febr. 1953. Onze collega's Van 't Hoff en Fockema Andreae, die reeds eerder op kartografisch gebied samenwerkten, hebben er het initia tief toe genomen; eerstgenoemde heeft, met de oud-directeur van het museum De Lakenhal, de heer E. Pelinck, een groot deel der voorbereidingen ge troffen. Zij schreven de Inleiding van de interessant geïllustreerde catalogus, waarin de wordingsgeschiedenis der Zuidhollandse eilanden uitnemend wordt geresumeerd en gaven een voortreffelijk overzicht van de kartografie van dit gebied. De opzet was heel dit deel van Zuid-Holland te documenteren, en tal van belangrijke en aantrekkelijke gezichten van grotere en kleinere kunstenaars werkten daartoe mee. Uit archivistisch en niet minder uit his torisch oogpunt echter vormden de kaarten het hoogtepunt der tentoon stelling. Vooral het Algemeen Rijksarchief droeg daartoe bij. Reeds uit het einde der 15ë eeuw waren getekende kaarten aanwezig, ten dele primitieve schetsen (nr 99, kaartje ter toelichting van een geschil over de visserij op de Lek), ten dele bekoorlijke werkjes van kaartschilders (nrs 54, 95). Verder talrijke uit de 16e, 17e en 18e eeuw, waaruit de voortdurende wijziging en

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 21