84 Het gehele boek wekt wel de indruk dat zeer nauwkeurig alles is aan gegeven, waarvan vele gebruikers een dankbaar gebruik zullen maken. H. L HOMMES. B. Hélin, Gvauwels et M. R. Thielemans, Inventaire des archives de la Jointe des terres contestées. Archives Générales du Royaume. Bruxelles 1952. XIV en 66 blz. De Jointe der betwiste gebieden te Brussel werd opgericht in 1740 en werkte tot de val van het Ancien Régime. Haar taak was de documenten bijeen te brengen die nodig waren tot verdediging van de rechten van de souverein der Zuidelijke Nederlanden op alle gebieden, waarover geschillen bestonden met de naburen. De vergelijking met de Chambres de Réunion van Lodewijk XIV, die zich opdringt, leidt tot het constateren van het gelukkige feit, dat de werk zaamheid van deze Jointe nooit als verontschuldiging heeft gediend voor aggressie. De Jointe was samengesteld uit leder) van de drie collaterale raden, onder voorzitterschap van de chef-president van de Geheime Raad. Haar meest op de voorgrond tredende lid is geweest de graaf de Nény, die in zijn Mémoires historiques et politiques ijverig gebruik gemaakt heeft van de documentatie, die de Jointe bijeengebracht had. Haar archief omvat dus niet alleen stukken uit het tijdperk 17404794, maar vele documenten van lang vóór de oprichting, vooral uit de 16e en 17e eeuw. Drie stagiaires van het Belgische Rijksarchief hebben thans dit archief geordend en een overzichtelijke inventaris opgesteld. Zij hebben, zoals ook Nény gedaan heeft in zijn Mémoi res, de stukken ingedeeld naar de vreemde mogendheden, die bij de (vrnl. territoriale) geschilpunten betrokken waren. Voorop gaat Frankrijk, waar mee, tengevolge van de aggressieve politiek van Lodewijk XIV, de twistpun ten het talrijkst en het ernstigst waren. Dan volgen Luik, de abt van St.-Hubert, de Verenigde Provinciën, Pruisen, de Palts enz. In de afdeling, die Neder landers het meest zal interesseren, vindt men o.a. stukken vermeld betreffende de Chambre mipartie van 1652—1661, de uitvoering van het Barrière-tractaat. de grieven tegen de barrière-garnizoenen, de onderhandelingen over een han- delstractaat (1732), de grensscheiding in Vlaanderen, de banken van St Ser- vaas (ten onrechte spreken de auteurs van: les bans de St Servais) en de redemptie-dorpen. A. J. VEENENDAAL. O. Oppermann, Rheinische Urkundenstudien, II: die Trierisch-Mosellandi- schen Urkunden, herausgegeben von F. Ketner. IV en 271 blz. O. Oppevmann, Kölnisch-Geldrische Urkundenstudien zur Geschichte des 13. Jahrhunderts, bearbeitet und herausgegeben von W. Jappe Alberts und F. Ketnev. X en 140 blz. (Bijdragen van het Instituut voor middeleeuwse geschiedenis der Rijks- Universiteit te Utrecht, uitgegeven door O. Oppermann f en D. Th. Enklaar, XXIII en XXV, Groningen—Djakarta, 1951 en 1952). ,,Oppermann's Bijdragen'' verschijnen sedert 1950 weer in het tempo dat ook hun stichter er soms bv. in de jaren van twintig -aan wist te geven. Van de vijf, na de oorlog tot nu toe verschenen delen zijn er twee van de hand van nu wijlen Oppermann zelf. Dit opus postumum wordt thans besproken. 85 Onder leiding van de leerling en opvolger van Oppermann, prof. Enklaar. hebben twee andere leerlingen van de Utrechtse hoogleraar, dr Ketner en dr Jappe Alberts, deze twee publicaties, die tevens de laatste zijn van de ver eerde leermeester, voor de druk voorbereid. De Kölnisch-Geldrische Urkunden studien zijn daarmee het allerlaatste deel geworden van het omvangrijke en gevarieerde oeuvre van Oppermann, en het is, terloops gezegd, merkwaardig dat dit deel is gezet in juist dezelfde mediaeval als in 1946 het eveneens pos tume boek van de tijdgenoot van Oppermann, Gosses: samen waren zij in Nederland de grootste mediaevisten van hun generatie. Het eerste der hier besproken werken vormt het tweede deel van de „Rhei nische Urkundenstudien'' fdeel I verscheen in 1922) en behandelt 90 oorkon den en 3 deperdita van tussen 634 en 1135 uit de archieven van kerkelijke instellingen uit Trier en uit de Moezelstreek (1 uit de Vile, 2 uit de VlIIe, 12 uit de IXe, 45 uit de Xe, 23 uit de Xle en 10 uit de Xlle eeuw). Van die 90 oorkonden zijn 94 exemplaren bekend, waarvan er volgens Oppermann 22 zijn bewaard in origineel (waarvan echter 4 geïnterpoleerd1), 50 in de vorm van pseudo-originelen en 22 in de vorm van één of meer afschriften. Van die laatste kategorie zijn er, steeds volgens Oppermann, 16 onecht en 4 zonder meer echt; tegen de echtheid van twee andere oorkonden, meent Schr. niets te kunnen inbrengen. Het resultaat is dus dat één kwart der oorkonden vol ledig echt is. Het is onmogelijk hier alles na te vertellen, laat staan na te cijferen, wat er in dit van grote eruditie getuigende boek wordt betoogd. Voor de Neder landen zijn in het bijzonder de blz. 3166 van belang, waar de invloed van Poppo van Deinze als abt van het Trierse klooster van Sint-Maximinus (2e kwart der Xle eeuw) op de oorkondenschat van die abdij wordt aangetoond. Men vindt hier een bewijs temeer dat de grote hervormers van het klooster leven in Vlaanderen en Lotharingen in de eerste helft der Xle eeuw, Richard van Sint-Vanne nl. en vooral zijn discipelen, de materiële reconstructie van de hun toevertrouwde kloosters bevorderden door oorkonden of beter oor kondeteksten te vervalsen en in die vervalste vorm aan de groten ter be krachtiging voor te leggen. Nu blijkt dus dat ook Poppo, Richards grootste volgeling, deze werkwijze toepaste of door zijn monniken liet toepassen. Vol gens Oppermann zouden er in het Sint-Maximinusklooster tijdens het abba- tiaat van Poppo vele oorkonden zijn vervalst. Niet minder dan twee op drie van de aldus veroorzaakte, ons bekende 21 vervalsingen zouden heden nog in pseudo-origineel bewaard zijn. Dit bevreemdt op het eerste gezicht, omdat de wetenschap langzaam aan tot het besluit schijnt te komen dat het milieu van Richard van Sint-Vanne zich ongaarne aan de originelen zelf vergreep, vooral als deze destijds door hoge autoriteiten waren afgeleverd. Leduin en Wichard, volgelingen van Richard, spaarden resp. te Sint-Vaast (circa 1024)2 1) De lijst van besproken oorkonden op blz. 9—16 doet het voorkomen alsof O. slechts in twee originelen interpolaties heeft bespeurd. Ook de oorkonden Beyer I 156 (912 Jan. 1) en I 207 (960) hadden moeten worden gemerkt als „inter - poliertes Original''. Er staan trouwens meer onjuistheden in deze lijst: de onder 936939 en 1075 gerangschikte documenten worden ten onrechte voorgesteld als oorkonden; het zijn brieven. '2) E. Fournier, Sur quelques-uns des plus anciens documents de. l'histoire d'Arras, in: Mémoires de l'Académie des Sciences. Lettres et Arts d'Arras, 4e série, t. II, Arras 1943—44. blz. 209.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 19