82
83
gericht, geven zij een welkome aanvulling op de archieven van de opvolgende
Ministeries van Waterstaat, waarvan de inventarissen tot nu toe slechts in
handschrift aanwezig zijn. (De Rijksarchieven in Nederland blz. 36, 37, 50
en 51).
Verder ligt het belang in de aard der verzamelingen, die samenvalt met
de belangstelling van de Inspecteurs, die niet alleen uit hoofde van hun functie
rapporten, bestekken, notulen etc. bijhielden, maar veel wat op onze water
staat betrekking had verzamelden, ook van oudere tijden dan die waarin zij
hun functie bekleedden.
Daardoor maakt de inventaris van de archieven van deze ambtenaren soms
een ietwat rommelige indruk, te meer daar ook stukken van zuiver persoon
lijke aard zijn opgenomen. De charme is echter, dat een liefhebber van water-
staatszaken er alle mogelijke dingen in kan vinden, die hij niet verwacht. Wie
kijkt niet verbaasd hier een register van de waterhoogten van 1570—1735 aan
tc treffen (Inv. no. 618)? Ik zou dan ook een ieder die in waterstaatszaken
is geïnteresseerd aanraden de inventaris van a-z door te lezen, vooral ook
omdat in de index vele namen zijn weggelaten, die de onderzoeker kunnen
interesseren.
Bonder begint de Inleiding met het feit. dat de Raadpensionaris namens de
Prinses van Oranje in 1754 aan de Staten van Holland en West-Friesland
voorstelde prof. Lulofs te benoemen tot Inspecteur-Generaal over 's Lands
rivieren in die provincies, waartoe op 8 Mei van dat jaar werd besloten en
„dus een meer algemeen beheer over de Waterstaat ontstond dan tot dusverre
had bestaan". Deze zin komt mij weinig gelukkig voor. Dit algemeen beheer
betreft toch alleen de provincies Holland en West-Friesland. In dit verband
verbaast het mij enigszins, dat Bonder bij het doorzien van Inv. no. 10 niet
gebruik heeft gemaakt van de daarin vermelde „nette kennisse van de Water
staat der Nederlanden en desselfs verandering...." etc. van Cruquius van 1727,
om ons in de Inleiding er op attent te maken dat, al was er toen nog geen
Inspecteur-Generaal, er toch door de Staten van Holland naar aanleiding van
dit voorstel van Cruquius 18 Maart 1728 een opdracht werd gegeven aan
deze landmeter om gedurende 6 jaar „een generale Waterstaat over deze
Provincie te maken. De provincie Holland zat dus al vóór 1754 niet stil, al
kwam er van de opdracht zelf niet veel terecht.
De door Bonder vermelde verhandeling van Cruquius over Delfland (Inv.
no. 10) wordt vermeld in de Inventaris van het Oud-Archief van het Hoog
heemraadschap Delfland onder no. 2070.
Men mist in de Inleiding ook iets over de verhouding van de Inspecteurs
tot de waterschappen. Wel vinden wij hierover bij Dolk en Fockema Andreae
een en ander, maar een korte uiteenzetting ware hier wel op haar plaats ge
weest. Voor de onderzoeker had ook het proefschrift van Z ,Y. van der Meer,
Het opkomen van den waterstaat als taak van het landsbestuur in de Repu
bliek der Verenigde Provincies (Delft 1939), niet onvermeld mogen zijn ge
laten, evenmin als het proefschrift van J. Röell, Historisch-staatsregtelijk on
derzoek naar het algemeen en het bijzonder bestuur van den waterstaat in
Nederland van 1795—1848 (Utrecht 1866).
Llitvoerig staat Bonder stil bij de pogingen van Bakhuizen van den Brink
om de inspecteurs-archieven voor het Algemeen Rijksarchief te bemachtigen,
wat hem in 1860 gelukte. Zij zijn vrijwel zonder verdere beschrijving daar
blijven staan en in 1931 aangevuld met latere collecties. De levensgeschiedenis
en de opsomming van de functies der verschillende inspecteurs geven een goed
beeld van deze functionarissen. Merkwaardig doet het aan te zien, dat Krayen-
hoff aanvankelijk het beroep van geneesheer uitoefende!
Als geheel een mooie, welverzorgde inventaris, voor de uitgave waarvan wij
het Algemeen Rijksarchief dankbaar moeten zijn en die, naar wij hopen, spoe
dig zal worden gevolgd door de uitgave van de overige inventarissen, ressor
terende onder het ministerie van Waterstaat.
L. J. RUYS.
t'. M. Hendriks. Beschrijving van de doop-, trouw- en begraafboeken, de
registers van aangegeven lijken enz. in Overijsel, dagtekenende van vóór de
invoering van de Burgerlijke Stand. 's-Gravenhage, 1952. 134 blz.
Als een welkome aanwinst voor het Rijksarchief in Overijsel is bovenge
noemde beschrijving in druk verschenen.
Bij het bestuderen blijkt, dat de bewerker deze inventaris met zorg heeft
samengesteld. In de inleiding wordt eerst uiteengezet hoe de doop-, trouw
en begraafboeken in het Rijksarchief zijn gekomen, nadat zij in de Franse
tijd naar de gemeenten waren overgebracht. Hierna wordt van elke categorie
vermeld, welke bemoeiingen de burgerlijke overheid hiermede heeft gehad.
Het blijkt, dat Deventer het oudste doopboek bezit, dat, aangelegd volgens
de voorschriften van het concilie van Trente, begint met 1571, dan doorloopt
tot 1580 en tijdens de bezetting door de Spanjaarden nog van 1587 tot 1591
werd voortgezet. Eveneens is er een trouwboek (van 1542 tot 1575), dat sedert
Februari 1571 ingevolge genoemde voorschriften is bijgehouden.
Nog tot ver in de 18e eeuw zijn in de Gereformeerde doopboeken de doop-
inschrijvingen ook van Rooms-Katholieken te vinden. Voor het sluiten van
huwelijken zijn verschillende plakkaten en verordeningen van kracht geweest,
die uitvoerig vermeld worden. Vooral van belang zijn de bepalingen omtrent
gemengde huwelijken en het trouwen voor het gericht. In het laatste gedeelte
van de inleiding worden de verschillende soorten van begraafregisters ver
meld en de bijzonderheden daaromtrent.
De indeling van de inventaris is volgens de tegenwoordige gemeenten.
Daarbij zijn talrijke aantekeningen, waar de niet-Gereformeerden gekerkt heb
ben, zodat de gebruiker gemakkelijk kan vinden waar hij eventueel verder kan
zoeken. Deze verwijzingen zijn vooral voor de vele buurtschappen van belang.
Ook door de aangehaalde litteratuur kan de genealogische onderzoeker zich
verder oriënteren.
In 5 bijlagen worden de retroacta vermeld, die bij de kerken zijn achterge
bleven. Hieruit blijkt wel, dat er destijds vele predikanten en pastoors zijn
geweest, die bezwaar hadden tegen uitvoering van voorschriften van de „be
zetter!" In de 6e bijlage zijn lijsten van overledenen, van aangegeven lijken,
van begraven lijken, en memoriën van aangeving, geformeerd in gevolge van
de ordonnantie eener belasting op het regt van successie, d.d. 4 October 1805.
Het is mij niet duidelijk of er bij de drie Waals-Gereformeerde gemeenten
nog registers zijn. Was het niet mogelijk, nu er geen opgaven binnengekomen
zijn, dit zelf te onderzoeken? Een klapper, waarin ook alle buurtschappen zijn
opgenomen, besluit het werk.