70 mate, voor de Archives du Ministère des affaires étrangères, ondergebracht in een bijgebouw van het vermaarde paleis aan de quai d'Orsay, in de rue de Constantine. Het is er, evenals in de Archives Nationales, aangenaam wer ken, dank zij goede leiding en voortreffelijke catalogi en ,,inventaires som- maires". Kleiner en gemoedelijker zijn de Bibliothèque municipale (of biblio- thèque publique) van D ij o n, waar ik een handschrift consulteerde, en de Archives départementales van L y o n, waar zich de .papiers Fesch" bevin den, de dossiers van kardinaal Fesch, oom van Napoleon. De tocht naar deze Archives in Lyon is op zichzelf al zeer de moeite waard om de schone hgging van het gebouw, hoog boven de stad op de heuvel naast de Eglise de Fourvière. Geheel in de provinciale sfeer komt men in A j a c c. i o, waar ik in de Bibliothèque municipale enige stukken, die ik wilde zien, niet kon raad plegen, daar de directeur afwezig was en de enige aanwezige ambtenaar ze niet kon vinden, en waar een particulier archief, waarin ik me graag had verdiept, of wel niet bestond of voor mij gesloten werd gehouden. Normaler gaat het toe op het departementale archief in Ajaccio, geleid door een jong en energiek ar chivaris die me in alle opzichten behulpzaam was. Zijn personeel bestond uit een behulpzame, maar nog niet erg deskundige jongedame en een oudere man die me vertelde, dat hij taxi-chauffeur was geweest, maar dat hij om gezond heidsredenen „s'était mis dans les vieux papiers". Hij was goed op de hoogte, maar had enige bezwaren: zijn vrienden en kennissen liepen in en uit, en hij was wat ontstemd als ik een half uur voor sluitingstijd nog aan een nieuw dos sier begon; hij voelde er meer voor de zaak dan voor die dag te sluiten. In het Corsicaanse dorp C a r g s e, mij van vroeger al zeer goed bekend, bekeek ik in de mairie, onder het toeziend oog van een adjoint, de oude kerkeboeken van de Griekse kolonie. Ik wist van eerdere bezoeken beter dan de adjoint wat er in de muurkast aan oude registers verborgen lag. Corsica is door het toerisme ontdekt; het is niet meer, zoals nog twintig jaar geleden, een eenzaam eiland. Zeer sterk is nog wel die indruk op Sar dinië, waarheen ik van Bonifacio overstak. Toch is Sardinië veel groter en meer bevolkt dan Corsica en heeft het zelfs twee universiteiten, in Cagliari en Sassari. Maar ondanks zijn 1J4 millioen inwoners is het een weinig be zocht, bepaald afgelegen en daardoor juist uitermate boeiend eiland. Ik be zocht er de universiteitsbibliotheken van Cagliari en Sassari, het vrij grote provinciale archief in Cagliari (Archivio di Stato) en speurde naar ar chivalia in Bosa en Montresta. Over de bibliotheken is niet veel op te mer ken; ik werd er prettig geholpen en ingewijd in de manier om de verlangde boeken in handen te krijgen. Het is nu eenmaal zo dat elke bibliotheek ter wereld min of meer zijn eigen gewoontes van boeken verschaffen heeft, en, wat voor de bezoeker soms enerverend is, de eigen methode als vanzelfspre kend pleegt te beschouwen. Ik heb ervaren dat Italiaanse bibliotheekbeambten in dat opzicht veel begrip tonen voor de niet-op-de-hoogte-zijnde vreemde ling. Het archief te Cagliari, oud archief van het koninkrijk Sardinië, waar van ik andere delen in Turijn zou vinden, is groot en welgeordend. Het ge bouw is, zoals heel Cagliari, in de oorlog ernstig beschadigd, maar nu weer hersteld. Ik wist wat ik er zien wilde, zodat ik de ambtenaar, die beweerde dat zij geen stukken over Grieken bezaten, kon mededelen in welke dossiers ik die hoopte te vinden en ook inderdaad vond. Er kwamen daar weinig 71 vreemdelingen; vorig jaar was er een Oostenrijker geweest, en ik was, vertelde de directeur me, de eerste Nederlander die hij er ooit had ontvangen. Behalve de universiteitssteden bezocht ik in gezelschap van een zeer in m n onderzoek geïnteresseerde Sardiniër, bankdirecteur in Sassari en schrijver over het bevolkingsprobleem van zijn eiland, het stadje Bosa aan de Wes - kust en het dorp Montresta daar in de buurt. In het dorp Montresta, Griekse kolonie uit de 18e eeuw, maar nu geheel geïtalianiseerd, raadpleegde ik bij de plaatselijke geestelijke de oude kerkboeken. Samen met deze dorps pastoor èn de bankier uit Sassari èn een vriend van hem die in Bosa woonde ondernam ik in Bosa een ware speurtocht naar een gemeentelijk archief (archivio comunale) dat daar moest zijn of geweest zijn. Ik kende nl. publi caties van een vijftig jaar geleden uit dat archief. We togen naar het raadhuis, waar niemand er van wist, we brachten een bezoek aan de bisschop van Bosa, die ook geen inlichtingen kon verschaffen, we bezochten enige oudere in woners van het stadje, die wel vol trots oude familiedocumenten voor den daq haalden, maar ook niets naders over het geheimzinnige archief konden vertellen. Kortom, we vonden het niet, en m'n vriend uit Sassari vroeg zich zelfs af of het er wel ooit geweest was. De publicaties van 1902 uit dit archief zouden wel fictief kunnen zijn, d.w.z. gedaan ten bewijze van de juist heid van bepaalde familietradities, die door anderen bestreden werden, ik kan over deze locale rivaliteiten niet oordelen, maar het lijkt me, ook achter af, waarschijnlijker dat dit gemeente-archief wel heeft bestaan, en nog be staat wellicht overgebracht naar elders, zonder dat ik nu weet waar het zich bevindt. Was deze tocht naar Bosa dus onvruchtbaar wat het eigenlijke doe aanqaat, ik dank er toch het contact aan met aardige Italianen, de kenmsma- kinq met een prachtig stadje (zonder één behoorlijk hotel), gelegen aan de enige bevaarbare rivier op Sardinië, de Temo, en aan de voet van een heuvel met een imponerende ruïne, het kasteel van het geslacht Ma aspina. Na Sardinië bezocht ik Sicilië, en wel de hoofdstad Palermo waai ik in het Archivio di Stato werkte, dicht bij de zee in het stadsdeel, waa^ veel verwoest is. Het archiefgebouw zelf is intact gebleven Ook hier had de archivaris zelden Nederlanders ontvangen; hij vertelde me a s merkwaardig heid dat men op Italiaanse archieven de vertaling van een Nederlands werK gebruikt voor het wetenschappelijk ordenen van archieven. Het is de tiand- leidinq van Fruin, Muller en Feith. Hij liet me de Italiaanse uitgave zien en ik heb in de catalogus enige drukfouten in de Nederlandse titel van het werk verbeterd. Het was mijn plan vervolgens de abdij van Montecassino te bezoeken, maa, tijdens mijn reis vernam ik dat wel gedeelten van het archief al weer m Cas- sino waren, maar dat de hoofdzaak zich nog in Rome bevond. Ik sloeg Monte cassino dus over en reisde uit Zuid-Italië, waar ik in Calabrië en Apulie dialectonderzoek verrichtte, direct door naar Rome. In Rome stonden drie archieven op mijn programma, dat van Montecassino, dat van de Congregatie de Propaganda Fide en het Archivio del Vaticano. Aan het laatste ben u. door tijdgebrek niet toegekomen, vooral omdat ik in het tweede veel meer vond dan ik verwachtte. Om de manuscripten van Montecassino te vinden qinq ik enige malen naar de Abbazia di San Girolamo. buiten de stad gelegen achter St. Pieter, in de Campagna di Roma. Het was moeilijk m de ^geor dende massa der handschriften van Montecassino te vinden wat ik. hebben

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 12