4
die geregeld zal worden. De heer Graswinckel is het hiermee geheel eens.
Dr Groeneveld zegt, dat de opleiding geen zaak is van overheidslichamen
alleen en dat men ook t.a.v. privaatrechtelijke archieven vooruit moet zien.
Jhr Graswinckel antwoordt dat men daar op het departement ook belang
stelling voor heeft; de opmerking van mej. J. heeft betrekking op de opleiding
van registratoren, waar de nieuwe Archiefwet zich niet mee bezig houdt.
Mej. Jurriaanse vraagt hoe dan in de behoefte aan geschoold personeel
voorzien kan worden; de leerlingen van de Archiefschool hebben slechts een
minimale vergoeding voor hun studiekosten gekregen.
De voorzitter vraagt hoe het komt, dat zich zo weinig leerlingen voor de
nieuwe cursus van de Archiefschool hebben aangemeld, als er zo'n grote be
hoefte aan is. De heer Brouwer wijt dit aan de geringe vergoeding. Het Rijk
heeft niettemin de verplichting zijn archieven te doen verzorgen door
behoorlijk opgeleide registratoren en de Vereniging moet op die opleiding
invloed kunnen uitoefenen.
De heer Graswinckel zegt, dat het nu niet gaat om een uitspraak voor of
tegen de voorstellen van dr G., maar alleen om een uitstel van de behande
ling. Dr G. zegt, dat een nu genomen principiële beslissing niet in concreto
bindt en niet overijld is.
De vergadering besluit dan bij meerderheid van stemmen tot uitstel van de
bespreking, waarna dr G. behandeling op de volgende jaarvergadering verzoekt.
De heer Panhuysen stelt voor de minister te verzoeken de plannen voor
de archivarisopleiding zo spoedig mogelijk aan de Vereniging om advies toe
te zenden. De voorzitter meent, dat dit een punt van bespreking dient te
zijn bij de commissie tot herziening van de Archiefwet.
De voorzitter zegt dan, dat in de volgende vergadering de voorstellen met
betrekking tot een nieuwe afdeling, misschien die betreffende de opleiding,
ter sprake zullen komen en dat daarom een centraal gelegen vergaderplaats
gewenst is. Hij stelt dus voor de voorjaarsvergadering in Utrecht te houden,
voor de najaarsvergadering komt Alkmaar in aanmerking, welke stad in 1951
haar 700-jarig bestaan viert. De vergadering gaat hiemede accoord.
Daarna deelt de voorzitter mede, dat de door het bestuur als leden van de
kascommissie zullen worden aangezocht de heren Groesbeek en Wortel en
als plaatsvervangend lid mej. dr Kurtz.
De voorzitter herinnert er vervolgens aan, dat hij bij zijn benoeming te
kennen heeft gegeven te willen aftreden, zodra hij de archiefdienst zou heb
ben verlaten. Daar dit ogenblik thans is aangebroken, ontstaat er een vaca
ture van voorzitter. Dr Formsma is volgens rooster aan de beurt van af
treden. Voor beide plaatsen worden door het bestuur aanbevolen resp. de
heren Panhuysen en Hommes, De heer Brouwer stelt als candidaat in de
vacature-Formsma dr Groeneveld. Bij de verkiezing werden 56 stemmen uit
gebracht op dr Panhuysen als voorzitter, 35 op mr Hommes, 28 op dr Groe
neveld, terwijl nog 5 andere leden elk 1 stem verwerven. De heren Panhuysen
en Hommes zijn daardoor verkozen en nemen de benoeming aan.
De voorzitter dankt namens bestuur en Vereniging dr Formsma voor zijn
werk als bestuurslid. Deze vraagt hierna het woord en brengt hulde aan de
voorzitter voor diens leiding in een belangrijke en moeilijke periode. Op grond
daarvan en van wat hij vroeger voor de Vereniging heeft gedaan, stelt hij
voor dr Moll tot erelid te benoemen. De vergadering neemt dit voorstel bij
5
acclamatie aan, waarna dr Formsma het nieuwe erelid een fraai uitgevoerd
diploma aanbiedt.
De voorzitter dankt de vergadering voor de hem bewezen eer en spreekt
een dankwoord tot zijn tegenwoordige en afgetreden mede-bestuursleden, de
redacteur en de vertegenwoordigers van de afdelingsbesturen.
De heer Graswinckel leest hierna, als hulde aan mr Smit, een sonnet voor
uit een bundel, die ter gelegenheid van diens 70e verjaardag het licht heeft
gezien, en spreekt nog een waarderend woord tot de aftredende voorzitter.
Bij de rondvraag dankt dr Lasonder als oudste lid de voorzitter voor de
leiding van deze vergadering. Mr Haga vraagt, of het tekort op de exploitatie
van het Archievenblad niet kan worden verminderd door verlaging van de
abonnementsprijs, waardoor het aantal abonnementen zal toenemen. Dr Unger
antwoordt, dat volgens de uitgeefster de abonnementsprijs zakelijk gezien
reeds aan de lage kant is.
Mr Hazewinkel zegt, dat de ledenvergadering van de Afdeling gemeente
en waterschapsarchiefambtenaren besloten heeft de contributie te verhogen
tot f 6 en in de tekst van art. 4 van het reglement het woord „dienst
heeft gewijzigd in „archiefdienst". Voor beide besluiten vraagt hij de goed
keuring der Algemene Vergadering, welke verleend wordt.
Mej. mr Prins deelt mede dat in verband met een statutenwijziging van de
Afdeling rijksarchief ambtenaren het bestuur der Vereniging binnenkort een
verzoek zal bereiken ook haar Huishoudelijk Reglement (art. 20) te wijzigen.
Hierna sluit de voorzitter om 5 uur de vergadering.
Na een kort bezoek aan de belangrijkste monumenten van Maastricht werd
de dag besloten met een geanimeerd diner, waarbij ons nieuwe erelid als gast
van de bestuursleden aanwezig was.
Den volgenden dag maakte een 40-tal leden per autobus een tocht door
de noordelijke Ardennen, waarbij Dalhem, Limburg en Eupen werden bezocht.
In Limburg maakte collega Wouters, die ons tijdens de tocht waar nodig
van voorlichting diende, gebruik van de gelegenheid de oorsprongen van Bel
gisch en Nederlands Limburg te verduidelijken.
TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER
Dames en Heren Medeleden.
Nu ik voor de laatste maal in Uw midden verslag mag uitbrengen over
het verstreken verenigingsjaar, zoals ik het, tweemaal door Uw vertrouwen
tot het voorzitterschap geroepen, zo herhaaldelijk heb gedaan, gaan mijn ge
dachten terug niet alleen naar de laatste twaalf maanden, maar veel verder
naar de tijd, toen ik als pasbenoemd archief ambtenaar tot de Vereniging toe
trad. Zij telde 56 leden, welk getal door het lidmaatschap van mej. Drossaers,
de heer Ebeling en mij tot 59 steeg. Van die 59 leven er na 37 jaren nog
dertien; negen zijn ook nu nog lid der Vereniging.
Van bejaarden wordt gezegd dat zij laudatores temporis acti, lofredenaars
van de oude fijd zijn. Ik wens mij zelf echter niet. zo aan te duiden, ik geloof
dat wat het Nederlandse archiefwezen in het algemeen en onze Vereniging
in het bijzonder aangaat, de tegenwoordige tijd de vergelijking met die van
37 jaren geleden goed kan doorstaan. Zeker, toen waren Muller en Fruin,
die wij nog heden als onze grote voorgangers vereren, in ons midden. Maar