2
Afgevaardigden in de „Centrale": F. H. C. Weytens en (plv.) dr A. J.
van de Ven.
Afdeling van gemeente- en waterschapsarchief ambtenaren
N.B. Het jaartal achter de namen geeft het jaar aan, waarin de aftredenden
niet herkiesbaar zijn.
Drs A. van der Poest Clement, voorzitter (1956).
C. D. Goudappel, secretaris (1955).
J. W. M. Klomp, penningmeester (1954).
Plaatsvervangend lid: mej. dr G. H. Kurtz.
Vertegenwoordiger uit het hoofdbestuur: drs P. Scherft.
Afgevaardigde in de „Centrale": dr S. Hart.
VERSLAG DER ZESENZESTIGSTE ALGEMENE VERGADERING
De vergadering werd gehouden op 19 September 1953 in het stadhuis te
Maastricht, waar het gezelschap voor dien door de burgemeester, mr W.
baron Michiels van Kessenich, was verwelkomd „in het middelpunt van
Europa", wiens geestige toespraak door dr Moll werd beantwoord.
De voorzitter opent te 2.15 uur de vergadering, die blijkens de presentie
lijst wordt bijgewoond door 65 leden. Bericht van verhindering is ingekomen
van mej. Van Broekhoven en de heren Brakke, Van Buytenen, Jans, Linssen,
Naudin ten Cate, Prinsen Geerligs en Van de Ven. Hij brengt vervolgens
verslag uit over het verenigingsjaar 1952/1953, dat niet tot opmerkingen
aanleiding geeft.
Op verzoek van dr Groeneveld wordt in de notulen van de 65e Algemene
Vergadering, welke reeds in het Archievenblad (1952/53 p. 98 al. 2) zijn
afgedrukt, het woord „opleidingsschema" gewijzigd in: werkschema voor een
opleidingscommissie. De secretaris deelt hierna mede, dat verzoeken om toe
lating als lid zijn ingekomen van de heren C. Coosen te Amsterdam, werk
zaam op de archief- en documentatiedienst van het Koninklijke Shell-Labora-
torium, en A. van Giesel te Delft, archivaris-bibliothecaris bij het Chemisch
Laboratorium van de Rijksverdedigingsorganisatie T.N.O. Beiden zijn in het
bezit van het diploma van de Archiefschool. De vergadering besluit hen als
lid aan te nemen.
De penningmeesteres brengt hierna haar jaarverslag uit. De rekening sluit
met een klein nadelig saldo van f 22.05, gevolg van een sterke aflossing van
schuld aan het fonds voor de Archiefgids. Deze schuld bedroeg 1 September
1952 f 733.73; deze is nu nog slechts f 300. Daar in dit boekjaar het subsidie
van het departement zowel over 1952 als over 1953 werd ontvangen, is er
dit jaar een buitengewone bate. Houdt men hiermede rekening, dan is er op
de gewone inkomsten een batig saldo van f 211.68. Er dient naar gestreefd
dit op te voeren ten einde de rekening van het Archievenblad op het jaar
der verschijning te kunnen brengen. Het verslag geeft geen aanleiding tot
opmerkingen. De kascommissie rapporteert bij monde van mr Wouters, dat
de rekening van de penningmeesteresse over het afgelopen verenigingsjaar
is nagezien en in orde bevonden, en stelt voor haar decharge te verlenen
Hiertoe wordt onder dankzegging besloten.
De voorzitter stelt hierna aan de orde de bespreking van de aan de leden
toegezonden stellingen van dr Groeneveld inzake a) de stichting van een
sectie voor moderne archieven, en b) de opleiding tot archivist en de ver
houding van de Vereniging tot de Archiefschool. Hij wijst op de consequenties
van de vorming van een sectie van moderne archieven, die hij reeds op de
vorige vergadering heeft uiteengezet; de instelling van een commissie om dit
alles in details na te gaan lijkt het bestuur gewenst. Wat betreft de opleiding
merkt hij op, dat overneming van de Archiefschool voor de Vereniging een
groot financieel risico zou meebrengen. Hij meent ook een tegenstrijdigheid op
te merken tussen de 8e en de 11e stelling, waar dr Groeneveld zich uitspreekt
over de bereidheid van de leiders der Archiefschool om dit instituut over te
dragen. Voorts zegt hij, dat de vergadering hier niet over kan beslissen
zonder instemming van de leiders van de Archiefschool; deze nu zijn blijkens
een door hen aan het Bestuur gerichte brief, die door de secretaris wordt
voorgelezen, niet voornemens met het bestuur besprekingen te beginnen over
overneming dier school door de Vereniging. Een discussie over dit punt heeft
dan ook geen zin.
De voorzitter brengt dan het voorstel van het bestuur in bespreking een
commissie in te stellen, die over de eventuele oprichting van een sectie voor
moderne archieven na grondige voorbereiding op de volgende vergadering
een rapport zal uitbrengen.
Mr Obreen meent, dat deze zaak afhankelijk is van de kwestie van de
opleiding. De voorzitter bestrijdt dit, gesteund door dr Lasonder. De heer
Brouwer vraagt hoe de commissie wordt samengesteld. De voorzitter zegt,
dat het bestuur zich daarover nog niet beraden heeft; hij denkt persoonlijk
aan de heer Groeneveld, een bestuurslid, een beheerder van moderne en een
van oude archieven. Het voorstel wordt hierna aangenomen.
Daarna brengt de voorzitter in behandeling het bestuursvoorstel de bespre
king van de stellingen over de opleiding te verdagen. Dr Groeneveld zegt, dat
de hiervoor door de voorzitter gememoreerde tegenspraak slechts schijnbaar
is; stelling 8 is in algemene zin gesteld, stelling 11 concretiseert enkele theo
retische mogelijkheden. Het schrijven van de leiders der Archiefschool staat
z.i. een bespreking van althans stelling 1 t/m 10 niet in de weg, aangezien
de Archiefschool pas in stelling 11 ter sprake komt. Alle stellingen zijn op
gebouwd op grond van uitspraken van vooraanstaande leden der Vereniging.
Wanneer de verhoudingen thans minder gunstig zijn voor besprekingen met
de leiders van de Archiefschool, dient het bestuur alles te doen om de stem
ming, waarin persoonlijke elementen de zakelijke vertroebeld hebben, te ver
beteren. Zou het Rijk de opleiding overnemen, dan heeft de Vereniging haar
kans gemist. Er staan hier grote belangen op het spel, omdat Nederland op
dit gebied, evenals op dat van het bibliotheek- en documentatiewezen, nog
steeds toonaangevend is.
Mej. Jurriaanse wijst op het ontbreken van een opleiding voor het perso
neel aan de dynamische archieven der ministeries; er is grote behoefte aan,
maar een opleiding kan thans alleen gegeven worden door de S.O.D. Deze
is echter meer gericht op gemeentelijke administraties, terwijl gebleken is,
dat met personen, door de Archiefschool opgeleid, betere resultaten bereikt
worden. Dr Unger meent, dat niet de Vereniging te laat is, maar dr G. te
vroeg: de archivaris-opleiding is thans nog een aangelegenheid, die ten depar-
temente behandeld moet worden, en het is nog niet bekend, op welke wijze