BOEKBESPREKING 37 36 Duitse, edelen en roturiers immers, de inheemse adel had na de revolutie van 1660 zijn oudere invloed grotendeels verloren die in de bloeitijd van het absolutisme een min of meer vooraanstaande rol hebben gespeeld op he. Deense staatstoneel. Een uitvoerig register verhoogt de bruikbaarheid van deze belangrijke publicatie. Eveneens in het afgelopen jaar verscheen in de serie Embedsetater ditmaal een lijst van gezanten en legatiepersoneel in Deense dienst tot 1914, een werk, dat evenals het vierdelige Den civile Centraladministration 16o01935 (1881 1935) niet alleen voor historici van groot nut is. W. VAN EEDEN Sr. W. H. Keik.es, Inventaris der archieven van Bolsward (Bolsward, 1952). 187 blz. 0 In het Voorwoord van deze inventaris geeft dr M. P. van Buytenen, rijks archivaris-inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven in Friesland, een overzicht van het ontstaan en de uitvoering van het „Archiefplan van de Provincie Friesland". In 1939 wist wijlen dr A. L. Heerma van Voss het Provinciaal Bestuur te bewegen tijdelijk een ambtenaar aan te stellen voor het ordenen van de ge meente- en waterschapsarchieven in het gewest. Getracht zou worden een model-inventaris te maken van drie typen archieven, nl. van een kleine Friese stad, van een plattelandsgemeente en van een waterschap. Als eersteling ver scheen in 1941 van de hand van Van Buytenen de inventaris van het archief van het stadje Hindeloopen. De wens naar een versneld tempo van inventarisatie ging na de oorlog in vervulling, toen, wederom op initiatief van Heerma van Voss, een plan werd opgezet voor een verder strekkende ordening. De gemeenten werden in een aantal groepen van 3 a 4 verdeeld en hun archieven zouden dan achtereen volgens, eventueel in combinatie met die van daarvoor in aanmerking komende waterschappen, worden bewerkt door een drietal archivisten. Een tijdsduur van vijf jaar was berekend voor de inventarisatie van een groep. Als eerste vrucht valt ons nu de inventaris van het archief van Bolsward ten deel, van de hand van de heer Keikes, terwijl binnenkort enige andere zullen volgen. Het ligt in de lijn, dat de inventaris van Hindeloopen als model is gebruikt. Wij zien wederom het jaar 1816 als scheiding genomen tussen „oud" en „nieuw archief, al worden deze termen vermeden. Ook overigens valt de overeen komst in het oog. Maar daarnaast zien wij, dat de onderlinge volgorde der hoofdstukken, ook al dragen zij dezelfde titels, verschilt. In de inleiding wor den deze afwijkingen niet gemotiveerd; er wordt daar trouwens in het geheel geen melding gemaakt van Hindeloopen. Het spreekt van zelf, dat een recensent sommige stukken anders zou be schrijven; het heeft geen zin daarvan voorbeelden te geven, zolang er geen sprake is van bepaalde fouten. Wel meent ondergetekende, dat uitdrukkingen als ontwerp-concept (nr. 554), leerplan-concept (nr. 555), verzoekschriften concept (nr. 734), conceptbrief (afschrift) (nr. 840) niet door de beugel kunnen. Wat met resolutie (oud-afschrift) in nr. 582 en 1 stuk (oud-afschrift) in nr. 586 bedoeld is, is mij niet duidelijk. De afschriften zijn trouwens ner gens gedateerd. Overigens zijn de beschrijvingen zeer duidelijk en is de inven taris overzichtelijk samengesteld, zodat ik de heer Keikes gaarne de lof wil geven die hem toekomt. Wat de samenstelling van de regestenlijst betreft is de schrijver in tijdnood geraakt. Hij heeft toen de acten, in delen voorkomende, niet opgenomen, en spreekt daarom van een lijst van losse stukken. Nu kunnen er inderdaad re denen zijn, dat men een bepaalde categorie stukken uitsluit, maar het wil mij voorkomen, dat dan toch de naam regest gehandhaafd kan blijven. Ook bleek mij bij controle, dat eveneens sommige losse stukken niet zijn opgenomen, b.v. de nrs. 584, 586—588, en evenmin de stukken in omslagen. Daarentegen wel talrijke stukken uit de Provinciale Bibliotheek. Wanneer deze laatste groep inderdaad tot de stedelijke archiefverzameling behoort, had zij even eens in de inventaris moeten worden opgenomen en niet alleen bij nummer vermeld. Ik kan uiteraard niet beoordelen, of op deze wijze toch een prak tisch resultaat is verkregen, maar theoretisch lijkt mij deze lijst van losse stukken niet het beste deel van deze overigens goed geslaagde inventaris, welke wederom een aanwinst betekent voor de Friese geschiedbeoefening. W J. FORMSMA F. A. Brekelmans, dr W. Formsma en mr P. XV. A. Smit. De ar chieven van het Gereformeerd Burgerweeshuis te 's-Hertogenbosch. Ministerie van O., K. en W., 's-Gravenhage, 1952 145 blz. In de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven van 1937 komt onder de aanwinsten van het Rijksarchief in Noord-Brabant voor „het archief van het Gereformeerd Burger Weeshuis te 's-Hertogenbosch. 1ste helft 14de tot begin 20ste eeuw. Een aantal charters, rollen, deelen en stukken". In 1947 -dus tien jaren later konden aan dit archief nog verschillende stukken van de 15e tot de 18e eeuw worden toegevoegd. Intussen had men met de inventarissen van het archief niet gewacht op de toevoeging van laatstge noemde stukken. Integendeel, hadden de archivalia van het Weeshuis kunnen spreken wat zou het gemakkelijk zijn als archivalia eens hoorbaar konden spreken, denkt schrijver dezes, zelf bezig met het brengen van enige orde in een archief, dat in erbarmelijke staat van verwarring tot hem is gekomen -, dan zouden zij ons hebben kunnen vertellen, dat na de overdracht aan het Rijksarchief in Noord-Brabant drie paar ogen op hen gericht waren geweest. Maar ook nu wij aan archivalia de gave des woords niet kunnen toekennen, zijn wij toch op duidelijke wijze ingelicht omtrent begin, voortgang en voltooi ing van de inventarisatie van dit Weeshuis-archief, dank zij de voortreffelijke inleiding, die aan de inventaris voorafgaat: de heer Brekelmans begon er in 1937 aan onder leiding van de heer Smit: later werd het werk schijnbaar voltooid door dr Formsma; schijnbaar, want de ontvangst van nog een hoeveelheid archivalia in 1947 maakte het nodig, dat dr Smit weer ge lukkig niet ingrijpende wijzigingen moest aanbrengen, zodat de inleiding eerst in 1952 werd voltooid. Het Gereformeerd Burgerweeshuis te 's-Hertogenbosch heeft zijn ontstaan te danken aan een fundatie van de priester mr Frans van Uden in de zestiger jaren van de 16e eeuw. Maar alras waren er huisvestingsmoeilijkheden, die werden overwonnen door het besluit van de Cellebroeders de wezen bij

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 22