18 En als b.v. op biz. 34 verwezen wordt naar de verzamelingen Blauw, Grasveld- de SitterErmerins, die ik tot nu toe vergeefs in de opgaven zocht, dan biedt de index bij die namen ook alleen het getal 34. Dat er een correspon derende vindplaats van de collectie ontbreekt is bij het maken van de index niet opgevallen. Niet verwonderlijk voor wie weet hoe zulk werk geschiedt, maar wel jammer. Er was een controleproef mogelijk geweest, die nu niet is uitgevoerd. Genoeg van de index, waarmee ik dus blij ben. Ik ben ook dankbaar voor de verwijzingen bij de archieven naar de stukken in ander verband, die ver wante stof betreffen. Dat daarbij niet alles altijd klopt bleek boven al uit een voorbeeld. Een paar andere gevallen mogen verder nog vermeld worden: blz. 31 vind ik bij Archieven van de (zo genoemde) Wetgevende Colleges, 1796—1801, o.a. aangetekend: Vergelijk: Archief Commissie Staatsregeling 1796/97. Zulk een archief wordt, meen ik, verder niet vermeld. Als ik het juist heb, maakt het een onderdeel uit van de genoemde Archieven der Wet gevende Colleges, maar het wordt niet opgegeven bij de bestanddelen waar uit dat complex is opgebouwd. Wat is hier precies bedoeld en wat is er gebeurd, waardoor het niet duidelijk wordt? Op blz. 36 wordt naar een verzameling Ising verwezen, die mij zou inte resseren, maar die ik niet vinden kan. Op blz. 42, bij de Tweede afdeling van het A. R. A., naar een verzameling Van Randwijck, waarvan ik niet zonder meer durf aannemen dat daarmee een familiearchief bedoeld wordt, dat blijkens blz. 163 in Gelderland berust. Maar als mijn bedenking juist is, waarop wordt dan wel gedoeld? Op blz. 55 wordt als voor koloniale geschie denis na 1814 belangrijk o.a. genoemd een verzameling De Cock, waar De Koek bedoeld zal zijn (zie blz. 64 en 65), maar niet de verzameling Van den Bosch (blz. 60). Het zijn kleinigheden, die ik graag neem als gevolgen van de ijver, die besluiten deed de gebruiker met verwijzingen van dienst te zijn. Was er een algemene instructie voor het bieden van zulke hulp? Ik durf niet verzekeren dat ze bij alle overzichten in gelijke mate is verstrekt. Onder Gelderland vind ik op blz. 155 vermeld dat buiten de daar gegeven reeks markenarchieven zulke archieven ook schuilen in de archieven van gemeenten, heerlijkheden en families. Bij de eerste twee categorieën vind ik in de toege voegde aanwijzingen daarvan ook gewag gemaakt, maar bij de familiearchieven niet. Een tandentergerij voor de liefhebbers. Van andere aard is het volgende: bij de Tweede afdeling van het A. R. A. vind ik steeds vermeld welke onderdelen van de archieven in druk zijn ver schenen, i.e. de vele dagverhalen. Bij de Eerste en Derde afdelingen wordt niets gezegd over gedrukte resolutiën van de Staten-Generaal en van de Staten van Holland, zelfs kon er op blz. 72 geen verwijzing op overschieten naar de indices op de Statenresoluties, die op blz. 96 genoemd worden. Het Overzicht van Zeeland vermeldt wat er in Middelburg is aan gedrukte reso lutiën, van de Generaliteit, van Holland èn van Zeeland, bij de bibliotheek. Ik weet uit ervaring dat deze series elders nog bij de archieven gelaten zijn, waartoe zij van meet af behoord hebben. In Groningen zijn er b.v. gedrukte resoluties van de Staten-Generaal (trouwens ook geschreven jaargangen) m het archief van de Rekenkamer en in dat van de Ommelander Staten. Maar in het Groningse overzicht wordt daarvan niets gezegd. Zeer nuttig is de opmerking bij de Tweede afdeling van het A. R. A., 19 Archieven van 1813 tot begin 20e eeuw, dat de Hoge Colleges van Staat, met uitzondering van de Algemene Rekenkamer, hun archieven van het jaar 1813 af niet aan het A. R. A. hebben overgedragen. De archieven van de Staten- Generaal, van de Raad van State, van de Hoge Raad zijn dus niet toeganke lijk via de archiefdienst. Zo lees ik onder Gelderland dat daar bijna geen registers van de burgerlijke stand zijn overgenomen. Maar of een nieuw pro vinciaal bestuur archieven na 1813 zelf beheert dan wel heeft overgedragen, dat moet de gebruiker maar concluderen uit het niet of wel voorkomen van zulke archieven in het overzicht van een bepaalde rijksarchiefbewaarplaats. Als zij daar niet aanwezig zijn, wordt het niet met zoveel woorden gezegd. Zo kan men dus bv. n.a.v. blz. 193 voor Zeeland slechts gissen dat de pro vincie de archieven van 1814—1839 nog onder zich heeft, maar die van 1840—1850 al heeft overgedragen. Het lijkt onwaarschijnlijk en doet een vergissing of een drukfout vermoeden,*) die misschien gecorrigeerd zou zijn als er ook afzonderlijk vermeld was, waar nog geen overdracht heeft plaats gehad. Het zou zo gemakkelijk gekund hebben, juist omdat de Algemene Rijksarchivaris de verschillende bijdragen uit de provincies heeft gecoördineerd en een vast stelsel heeft trachten aan te houden. Men vindt daardoor overal de vaste rubrieken zoveel mogelijk in dezelfde volgorde terug en kon dus het ontbreken van een rubriek gemakkelijk signaleren ter plaatse waar de ge bruiker zulks zoeken zal. Ik vind daarvan goede voorbeelden in Overijsel, waar onder de Republiek geen rekenkamer bestond en dat ook opzettelijk vermeld wordt; in Gelder land en in Groningen, waar het ontbreken van weeskamers onder ,de aan dacht wordt gebracht. De gebruiker vraagt: waar werden de zaken, waarom het hier gaat, dan wèl behandeld, maar krijgt geen antwoord. Hij heeft in elk geval al enige waarschuwingen, die hem elders worden onthouden. In Fries land, Drente en Overijsel waren ook geen weeskamers en in Drente geen rekenkamer, maar daarop wordt niet gewezen. Toch zouden zulke hand- en spandiensten aan de vorsers zo dankbaar zijn aanvaard. De provinciale archiefbeheerders beschikken over een gedetail leerde kennis van regionale bijzonderheden, die de algemene historicus niet bezit. Dat fonds van kennis aanwenden ten dienste van allen die er hun voordeel mee kunnen doen, mag men, naast het waken voor rechtzinnig ar chiefbeheer, toch wel als een taak zien van de archivaris. Hij staat er bezoekers steeds mee ten dienste, maar de gebruikers van dit overzicht minder dan wenselijk was of hem werd toegestaan. Een ander geval van gelijke aard: de Universiteitsarchieven. Dat van Fra- neker wordt vermeld bij de Archieven van provinciale colleges en ambtenaren in Friesland (men heeft in het R. A. in Friesland nml. geen universiteits archieven later dan 1811); dat van Harderwijk krijgt in het Gelderse over zicht een overeenkomstige plaats. Die van Utrecht en Groningen zijn opge nomen onder Archieven van colleges in dienst van het Algemeen Bestuur binnen de resp. provincies. Waar vindt men die van Leiden? In A. R. A., Derde afdeling, vind ik alleen de Vierschaar der Universiteit vermeld (zoals bij Friesland het archief van de Senatus Judicialis van Franeker, in beide gevallen onder Rechterlijke archieven zulks overeenkomstig de inventaris- Inderdaad is hier van een betreurenswaardige drukfout sprake. (N. v. d. R.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 13