IN MEMORIAM Mr. ARTHUR LE COSQUINO DE BUSSY 14 pen op de Centrale altijd mogelijk blijft. De voorzitter stelt voor, dat het bestuur zich over de zaak zal beraden. De notulen der afdelingsvergadering van 20 Sept. 1952 worden vastgesteld zoals zij zijn gepubliceerd in het Archievenblad, 57e jrg., blz. 12-13. De penningmeester, de heer J. W. M. Klomp, doet rekening en verant woording van zijn beheer. Het jaar sluit met een nadelig saldo, doch een iets hoger bedrag aan contributies moet nog binnenkomen. De kascommissie rapporteert dat alles accoord bevonden is, waarop de penningmeester onder dankzegging wordt gedechargeerd van zijn beheer. Dr S. Hart rapporteert vervolgens als vertegenwoordiger der afdeling in de Centrale van hogere gemeenteambtenaren en deelt o.a. mede dat, nu het Ambtenarencentrum, waarbij de Centrale is aangesloten, is toegetreden tot het Centraal Overleg, verhoging van de bijdrage per lid onvermijdelijk is. Op voorstel van het bestuur, dat reeds van de verhoging der af te dragen contributie kennis droeg, besluit de vergadering de jaarlijkse bijdrage der leden te verhogen van f 5 op f 6. Aan de algemene vergadering der Vereni ging zal de goedkeuring op dit besluit worden gevraagd. Het volle bedrag dezer bijdrage gaat naar de Centrale; de afdeling leeft verder van de bij drage uit de verenigingskas. De voorzitter wijst erop, dat volgens de bestaande redactie van art. 4 van het Huishoudelijk Reglement ook verenigingsleden, die in dienst zijn van een gemeente bij een andere tak van dienst dan het archief, lid der afdeling zou den moeten zijn. Dit wordt onbillijk geacht; het is ook niet in overeenstem ming met art. 20 van het Huishoudelijk Reglement der Vereniging. Op voor stel van het bestuur besluit de vergadering in art. 4 op de woorden; „die in dienst zijn van gemeente, waterschap, veenschap of veenpolder", te laten volgen: „en werkzaam zijn bij het archief van dat lichaam". Wegens reglementaire aftreding van mr Hazewinkel als bestuurslid wordt daarop bij acclamatie tot voorzitter gekozen drs A. van der Poest Clement, die de benoeming aanvaardt. De vergadering draagt hem tevens de vertegen woordiging van de afdeling in het verenigingsbestuur op. Tot plaatsvervan gend bestuurslid kiest de vergadering weder mej. dr G. H. Kurtz. Bij de rondvraag dankt de heer Van der Poest Clement mr Hazewinkel voor zijn arbeid als voorzitter gedurende drie jaren. De vergadering onder streept dit door applaus. Drs C. Th. Lohmann vraagt de aandacht voor het feit, dat sommigen onzer georganiseerd zijn in een organisatie op confessionele grondslag. Als lid van de Vereniging van Archivarissen is men bovendien automatisch lid van de afdeling en daardoor aangesloten bij de Centrale, waardoor men een organi satie steunt die zich principieel tegenover de confessionele organisaties stelt. Uit de vergadering wordt opgemerkt, dat het verplichte lidmaatschap van de afdeling een zaak is, die beter op de algemene ledenvergadering der Vereni ging kan dienen. Het andere, meer principiële, punt komt in aanmerking voor bespreking in het bestuur en daarna in de ledenvergadering der afdeling. Mej. dr G. H. Kurtz vraagt publicatie van de resultaten der enquête. Het bestuur doet dienaangaande een toezegging, overigens afhankelijk van het binnenkomen van aanvullingen en verbeteringen. Daarna sluit de voorzitter onder dankzegging de vergadering. 15 (Geboren 19 Juni 1884 te Bloemendaal en overleden 24 Juli 1953 te Amsterdam) In mr Arthur le Cosquino de Bussy verloor de hoofdstad een oud-archi varis die zich door zijn aangeboren goedheid, zijn beminnelijkheid in ae om gang met anderen en zijn humoristische welbespraaktheid vrijwel louter vrien den heeft weten te verwerven. Zijn feestelijk aftreden op 29 December 1949 hoe kort lijkt dit nog geleden heeft daarvan de ondubbelzinnige bewijzen geleverd. Zijn liefde voor het archiefwerk had hij van zijn vader geërfd die als predikant uit Bloemendaal vertrok om gemeentearchivaris in Deventer te worden. Na zijn promotie te Leiden werd hij aan het rijksarchief te Utrecht verbonden, alwaar destijds de zozeer door hem bewonderde mr S. Muller Fzn. rijksarchivaris was. V/at kon hij smakelijk vertellen van zijn belevenissen met deze merkwaardige doch moeilijke man! Het plotseling aftreden in 1920 van de Amsterdamse archivaris mr Veder, die door zijn adjunct dr Breen werd opgevolgd, opende voor De Bussy de mogelijkheid adjunct-archivaris van Amsterdam te worden. Toch heeft hij van de hem toen geboden gelegenheid geen gebruik willen maken omdat hem door hoger hand een betere positie in het vooruitzicht was gesteld, welke belofte echter niet werd gehonoreerd. Toen dan ook de archivaris dr Breen in 1927 plotseling overleed behoorde hij tot de uitverkoren sollicitanten naar het vacerende ambt dat hem door de Gemeenteraad, met een meerderheid van enkele stemmen boven ondergeteken de, werd verleend met ingang van 1 Februari 1928. In zijn Utrechtse jaren zijn de voornaamste vruchten van zijn wetenschap pelijke arbeid tot stand gekomen, o.a. verscheidene inventarissen van rechter lijke archieven in de provincie Utrecht en zijn boek Marken in Utrecht. Was dit een gevolg van de bezielende invloed van mr Muller of heeft in de hoofdstad zijn grote belangstelling voor alles, wat er in de doopsgezinde wereld omging, te veel van zijn aandacht, tijd en arbeidskracht gevergd? Jammer is het in ieder geval dat het archivariaat van deze man van onge twijfeld grote eruditie zo weinig voor de kennis van de historie van Amster dam heeft opgeleverd. Slechts enige populaire voordrachten over de stads geschiedenis, gehouden voor de leden van de Volks Universiteit e.d. instel lingen, en enkele mondelinge verhandelingen in het Amsterdamsch Historisch Gezelschap, vormen zijn nalatenschap. Zijn voornaamste werk is wel ge weest, het organiseren van de openbare tentoonstelling in het Waaggebouw, welke op waardige wijze ruchtbaarheid moest geven aan het eeuwfeest van de Gemeentelijke Archiefdienst in 1948. Deze bijzonder goedgeslaagde expo sitie, welke een overzicht gaf van de geschiedenis der stedelijke administratie, heeft een groot succes opgeleverd en hem persoonlijk veel voldoening ge schonken; hij werd bij die gelegenheid o.a. benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Van nature weinig strijdvaardig en gemakkelijk berustend

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 11