DE TOPOGRAFISCHE VERZAMELING VAN HET GEMEENTE-ARCHIEF TE ROTTERDAM. 14 Op een in 1863 te Delft gehouden tentoonstelling van Zuidhollandse oud heden trokken een verzameling Rotterdamse topografica van de heer F. Mul ler uit Amsterdam en een verzameling van oudheden betreffende het ambacht Cool uit het bezit van de heer Sthenkenberg van Mierop te Delft de aan dacht van de toenmalige Rotterdamse archivaris Scheffer. Door zijn bemid deling werden beide het eigendom van de gemeente Rotterdam. Een andere verzameling topografica was toen in het bezit van de heer Abraham van Stolk Cz., een Rotterdams houthandelaar en grondvester van de bekende Atlas Van Stolk. Gepolst over het eventuele verkopen van deze collectie, stond de heer Van Stolk hier aanvankelijk afwijzend tegenover, doch later bleek hij niet ongenegen zijn Rotterdamse collectie te verkopen, zoals door de voorzitter van de archief commissie in de vergadering van 3 October 1863 werd meegedeeld. De commissie machtigde daarop de archivaris onderhan delingen met de heer Van Stolk aan te knopen, zonder bepaalde financiële toezeggingen te doen. Enige maanden later deelde Scheffer in de commissie vergadering mee, dat de heer v. S. bereid was de Rotterdamse tekeningen en prenten voor f 4500 aan de gemeente af te staan, een bedrag dat naar deze verklaarde maar de heift bedroeg van wat hij er indertijd zelf aan ten koste gelegd had. Van zijn kant had Scheffer de tekeningen stuk voor stuk getaxeerd, waarbij hij gekomen was tot een gezamenlijke som van f 2971. De leden konden op het gemeente-archief de collectie komen bezichtigen en tevens inzage krijgen van een taxatielijst. Eenstemmig bleken de heren over tuigd van de wenselijkheid ,,die belangrijke collectie bij de reeds zo uitge breide en fraaie prentverzameling der gemeente te kunnen voegen" en be sloten daarom B. en W. te verzoeken „die stappen te willen doen, welke strekken konden om de gemeente ill het bezit er van te doen geraken Maanden verstreken; de prenten lagen nog op het archief en de heer Van Stolk begon ongeduldig te worden: de gemeente moest nu eindelijk maar eens een beslissing nemen. Maar Scheffer had inmiddels niet stilgezeten en een inventaris van de bestaande verzameling gemaakt, waarvan hij (op voor stel van de commissie) een afschrift aan B. en W. had doen toekomen - vergezeld van een opgave van de Rotterdamse tekeningen uit het bezit van Van Stolk met het verzoek (5 Nov. 1864) de zaak aan de Raad te willen voordragen. De commissie ondersteunde dit voorstel twee maanden later in een uitvoerige brief, waarin zij het belang der „vele hoogst zeldzame, belang rijke ja eenige stukken" voor de archiefverzameling onderstreepte en met klem verzocht er bij de Gemeenteraad op aan te dringen een bod te doen van f 3000. De Raad bleef voor deze aandrang niet doof, voteerde in besloten zitting de f 3000, en berichtte dit aan de commissie. Aanstonds stelde de archivaris Voordracht, gehouden in de aïdelingsvergadering van gemeente- en water - schapsarchiefambtenaren op 20 September 1952. 15 zich in verbinding met de heer Van Stolk om te trachten deze van de door hem gevraagde f 4500 af te brengen, maartevergeefs. De commissie be sloot daarom in haar vergadering van 1 April 1865 tot een soort ultimatum: „Hierop wordt besloten aan den heer Van Stolk door tusschenkomst van den archivaris te doen weten, dat, zoo hij blijft weigeren het aanbod van f 3000 aan te nemen, men besloten is van den aankoop geheel af te zien." Het was een riskant spel, dat men speelde. Al zou één enkele van de talrijke tekeningen van Groenewegen of Langendijk (die deel uitmaakten van de collectie) thans alleen al grif f 3000 opbrengen, voor die tijd was het inderdaad een heel bedrag. Maar het spel werd gewonnen! Geruime tijd hield de heer Van Stolk de commissie in spanning. Maar eindelijk in de ver gadering van 4 November 1865 -kon de voorzitter verklaren, dat hij ten langen leste had toegegeven, dat hiervan reeds mededeling was ge daan aan B. en W., dat de Raad de benodigde gelden ter beschikking had gesteld, en tenslotte dat de hele verzameling, bestaande uit circa 2200 stukken, verdeeld over 27 portefeuilles, met de inventaris op het archief was gedeponeerd. Zij bestond uit 54 tekeningen, die het 16e-eeuwse Rot terdam in beeld brachten (waarvan ik meen aangetoond te hebben dat zij in de 19e eeuw gemaakt zijn, doch die destijds als authentiek en als het belangrijkste deel van de verzameling werden beschouwd), en verder uit tal van andere tekeningen, prenten en portretten waaronder zeer fraaie welke thans nog een sieraad van de topografische atlas uitmaken. De archivaris kon nu aan de slag gaan en in 1868 verscheen het eerste deel van zijn Roterodamum Illustratum, een beschrijvende catalogus van de topografische en historische prentverzameling, waarvan het vierde en laatste deel in 1880 het licht zag. Op deze basis is door Scheffer's opvolgers voortgebouwd. Een bijzondere stimulans kreeg deze arbeid kort voor het uitbreken van de laatste wereld oorlog, toen de mogelijkheid werd geschapen werkloze kunstenaars voor het topografische werk in te schakelen, aanvankelijk op bescheiden schaal, later in groten getale. Momenteel is dit soort werkverschaffing op andere leest geschoeid en er is een commissie voor sociale kunstopdrachten ingesteld, die de ingeleverde werkstukken uitsluitend op hun artistieke merites beoordeelt en hierbij zeer strenge en moderne maatstaven aanlegt, waarbij het begrip topografie taboe is. Dit neemt niet weg, dat ook nu nog twee tekenaars voor het archief werkzaam zijn, wier arbeid door genoemde commissie gewogen en te licht bevonden is, maar die in het gesmade topografische genre toch behoorlijk werk presteren. Door verhoging van het budget is het in de laatste vijftien jaren ook mogelijk geworden tekeningen, prenten en foto's op grote schaal aan te kopen, zodat thans het supplement van de verzameling het oor spronkelijke Roterodamum Illustratum enkele tientallen malen in omvang overtreft. Mij wordt wel eens de vraag gesteld, hoeveel foto's en tekeningen onze Rotterdamse collectie wel bevat. Eerlijk gezegd weet ik het niet en ik vind het ook niet zo erg belangrijk: de kwaliteit lijkt mij van meer importantie dan de kwantiteit! Ik wil hiermee niet beweren, dat er geen kaf onder het koren schuilt. Veel van wat in werkverschaffing geproduceerd is, blijkt ongeschikt voor expositie of reproductie en kan beter definitief uitgeschoten worden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1952 | | pagina 11