104
Archives Nationales.
Wij zijn met de bespreking van de „administration centrale" eigenlijk ai
ongemerkt doorgedrongen in het Palais Soubise, dat met het Hotel de Rohan
en een aantal aangrenzende gebouwen de Archives Nationales huisvest, en
dus wordt het tijd dat wij enige aandacht besteden aan de eigenlijke Archives
Nationales, de „service interieur", zoals zij in tegenstelling tot de „admini
stration centrale" wordt genoemd. Deze bestaat uit twee afdelingen: de „sec
tion ancienne", welke de archieven tot aan de Revolutie omvat, en de „section
moderne", welks archieven lopen van de Revolutie tot op heden. Wanneer
ik heden zeg, bedoel ik ook heden, want in tegenstelling met wat hier te
lande gebruikelijk is, worden telken jare de archieven van het vorig jaar reeds
aan het archiefdepöt overgedragen. Elke sectie heeft zijn eigen cadre de
classement". Tot de „section ancienne" behoren bovendien nog de gedepo
neerde archieven van de autonome ministeries (o.a. van het ministerie van
marine; dat van oorlog heeft bij het betrekken van zijn nieuw gebouw in het
kasteel van Vincennes onlangs zijn depots weer terug genomen), de „service
sigillographique", de „service généalogique et héraldique", de „soussection des
archives privées, des archives économiques et du microfilm", en het „atelier
de restauration".
Binnen het kader van de „section moderne" heeft men gevormd een „sous
section contemporaine" onder leiding van een conservateur-adjoint die zich
bezig houdt met de archieven van oorlog en bezetting (een heel wat logischer
figuur, dan bij ons de creatie van een volkomen losstaand Instituut voor
Oorlogsdocumentatie!) en de „bibliothéque administrative": een collectie van
alle gedrukte officiële publicaties.
Naast deze beide secties vindt men nog de twee zgn. „grands services".
De eerste hiervan is de Minutier Central; dit werd in 1928 ingericht toen
door een wet de overbrenging van de minuten der notarissen van vóór de
Revolutie, welke tot dat ogenblik nog altijd onder hun opvolgers waren blijven
berusten en het is gemakkelijk te begrijpen: niet altijd onder gunstige om
standigheden -mogelijk werd gemaakt, voor wat Parijs betreft naar de Ar
chives Nationales en voor de departementen naar de departementale archief-
depóts.
De tweede „grand service" is het Musée de l'histoire de France, gesticht
reeds in 1867 en vele malen gereorganiseerd. Eerst was het een permanente
tentoonstelling van de belangrijkste stukken uit de Archives, en dat is het
vele jaren gebleven, wat noch aan de stukken noch aan de belangstelling ten
goede kwam. Op het ogenblik heeft men wel niet helemaal het idee van ten
toonstelling der stukken van groot historisch belang laten varen, doch men
tracht daarnaast in tijdelijke tentoonstellingen actuele onderwerpen te behande
len. Ik heb daarvan in 1950 evenals verschillende Uwer de tentoonstelling
van „Le Blason et les Sceaux" gezien en van de winter die, gewijd aan Vijftig
jaar archiefwinsten, aan l'Abbé Grégoire. en aan Fénélon, en men kan
slechts bewondering hebben voor de „showmanship" waarmede men met het
toch heus niet gemakkelijke materiaal, dat archiefstukken vormen, dergelijke
tentoonstellingen weet te ensceneren tot een ook voor niet-historisch georiën-
teerden appetijtelijk geheel.
105
In nauw verband met dit museum staat de „service éducatif", bestaande uit
een archiviste-paléographe, bijgestaan door 10 onderwijzeressen, die be ast
zijn met de rondleiding op de tentoonstellingen, speciaal ook van scholen.
Wanneer er dan zo per jaar een 10.000 kinderen moeten worden rondgeleid,
blijkt wel dat een dergelijke dienst haar reden van bestaan heeft. Met bijna
alle middelbare scholen heeft men contact door een contact-persoon uit het
leraarscorps der school, meestal de geschiedenisleraar of tekenleraar, die een
enkele maal voor overleg kunnen vergaderen, en verder geregeld op de hoogte
worden gehouden van ophanden zijnde tentoonstellingen enz.
Ik zou U natuurlijk nog zeer veel kunnen vertellen over de Archives Na
tionales, over het Bureau de Renseignements, over het Centre d information
de recherches de l'histoire de France, waar men centraliseert de aanvragen
om inlichtingen welke aan alle archieven in Frankrijk binnenkomen, de na
men der aanvragers en de verstrekte inlichtingen, doch ik moet het hierbij
laten en overgaan tot de departementale archieven.
Archives départementales.
Men vindt een departementaal archief in elk der 89 Franse departementen,
in het gebied van Belfort, in de drie Algerijnse departementen en in de vier
overzeese. De technische organisatie van de dienst is geregeld door een be
sluit van 1 Juli 1921, inhoudende het Reglement general des archives departe-
mentales, welk besluit voor de overzeese departementen geldig werd ver
klaard bij decreet van 28 Juni 1948. Aan het hoofd van elk departementaal
archief gevestigd in de hoofdplaats van het departement, staat een archiviste-
en-chef, bijgestaan waar de grootte van het depot zulks vereist door een
archiviste-adjoint. Beiden moeten archiviste-paléographe zijn, d.w.z. de Ecole
des chartes hebben doorlopen. Verder vindt men er een groter of kleiner
getal van sous-archivistes en commis-d'archives, die vroeger uit het personeel
der prefectuur werden gerecruteerd, maar tegenwoordig door een speciaal
vergelijkend examen.
De departementale archiefdepöts bevatten de archieven der instellingen
van het Ancien Régime, waarvan de zetel zich bevond in het gebied van het
departement. Daardoor is de inhoud van verschillende departementale depóts
zeer verschillend in belangrijkheid. Bevatten sommige, zoals Toulouse, Dijon,
Aix, de archieven van de voormalige provinciale parlementen, andere als Rijsel,
Nantes en Montpellier die van de rekenkamers, weer andere die van grote
abdijen zoals Citeaux, Clairvaux, St. Bertin, en hebben weer andere de archie
ven van intendanten of provinciale staten, er zijn ook depóts in plaatsen, die
vóór de Revolutie niet meer waren dan eenvoudige landstadjes en waar dus de
oogst aan oude fondsen zeer mager zal zijn. Daarnaast ontvangt echter ook
ieder depót de archieven van het departementale bestuur (dus de prefect en
de sousprefecten) en van alle staatsdiensten, welke binnen het gebied van
het departement functioneren (dus: Justitie, Financiën, Onderwijs, Arbeid,
Publieke werken, Leger, P.T.T., enz.). In 1928 is de mogelijkheid geopend
ook de minuten der notarissen van vóór de Revolutie op het departementaal
archief te deponeren. Bovendien is de archiviste-en-chef belast met de inspectie
van de gemeentelijke en gasthuisarchieven in zijn departement.
De archiviste-en-chef brengt jaarlijks verslag uit over zijn archief aan de