BOEKBESPREKING 130 Dv 1. H. van Eeghen, Inventarissen der archieven van de gilden en van het Brouwerscollege. Archief der gemeente Amsterdam. Amsterdam, 1951. Deze uitgave van het Archief der gemeente Amsterdam bevat de inventa rissen der archieven van de voormalige gilden en de daaruit voortgekomen gildenfondsen, alsook een inventaris van het archief van het Brouwerscollege, dat met een gilde grote overeenkomst vertoonde. De brouwers hebben echter te Amsterdam nooit een echt gilde gevormd, waarbij een gildeproef vereist was om tot het beroep te worden toegelaten. Het lidmaatschap van het Brouwerscollege was ook niet verplicht. Het archief is door de gemeente aangekocht. Aan de eigenlijke inventarissen, in de titel van dit werk vermeld, gaat een uitvoerige inleiding vooraf, die achtereenvolgens behandelt de geschie denis van de gilden, van hun opheffing, van de gildenfondsen na de ophef fing en van de archieven. Dit alleen al is een zeer verdienstelijk werk, voor al wat betreft de zeer ingewikkelde en weinig boeiende geschiedenis van de opheffing der gilden, die toch voor het juiste inzicht, nodig voor het ordenen der archieven, onontbeerlijk is. Bovendien heeft de schrijfster aan de inven taris van het archief van elk gilde afzonderlijk nog een korte inleiding laten voorafgaan, bevattende de gedrukte literatuur over dit onderwerp en een kort overzicht van de geschiedenis van het gilde. Zelfs wanneer geen archief bewaard is gebleven, als van de Lakenververs-, Linnenwevers-, Tinnegieters- en Zijdeverversgilden, ontbreekt deze inleiding niet, zodat wij een goed inzicht krijgen in de geschiedenis van alle Amsterdamse gilden. De bewerkster heeft er naar getracht, de eigenlijke inventarissen zoveel mogelijk uniform te maken en daarbij de volgende indeling tot richtlijn ge nomen: Algemeen, Bestuur en leden, Financieel beheer, Verdere administra tie, Varia. In de laatste afdeling plaatst zij dan alles, wat slechts in los verband met het gilde staat en niet tot het eigenlijke archief behoort. De afdeling „Algemeen" bevat hoofdzakelijk de ordonnantiën voor het gilde, maar ook de resolutiën, notulen, enz., terwijl onder afdeling „Bestuur en leden meer gezocht moeten worden benoemingen van de eersten, lijsten van de laatsten, e.d. Zoals echter al in de Inleiding op blz. 17 wordt opge merkt, hebben vele stukken in deze afdeling een financieel karakter, zodat rren ze eerder bij de afdeling „Financieel beheer' zou kunnen zoeken. Het meest aanvechtbaar is natuurlijk de afdeling „Verdere administratie wat dan ook opgevat is als rommelpotje voor alles, wat in de andere af delingen moeilijk is onder te brengen. Enigszins bedenkelijk gaat dit worden, wanneer deze afdeling het grootste of althans een groot deel van de inven taris in beslag gaat nemen, als bijv. bij het Brouwerscollege, het Korenmeters- en korenzettersgilde en het Makelaarsgilde. Nog enkele kleine opmerkingen over de beschrijvingen in de inventarissen: soms is het verschil tussen gelijkluidende nummers niet aangegeven, als bijv. tussen nrs. 268 en 269, die allebei „Memoriaal" Kasboek heten en over bijna dezelfde tijd lopen. Een kasboek, ingedeeld naar hoofden (nrs 668—682, 734—736 enz.) is, mijns inziens, een manuaal (of grootboek), als genoemd 131 in 90 van de Handleiding. Een kasboek, ingedeeld naar hoofden met jaar lijkse rekening en verantwoording (nrs. 1452—1458 e.a.) is dus een register, bevatende de rekeningen. Het is ook niet erg duidelijk, wat bedoeld wordt met een kasboek en journaal (nrs. 1557—1563) in tegenstelling tot alleen een kasboek. Dit alles geefc wel aan, dat het gebruik van het woord „kas boek" nadere definitie behoeft. Verder spreke men, volgens dezelfde aan gehaalde paragraaf der Handleiding, bij rekeningen niet van een klad, zoals bij nr. 924, maar van een concept-rekening. Overigens kunnen wij ons gelukkig prijzen met een zo nauwgezette be werking van deze door het fragmentarische dikwijls zeer moeilijke archieven, welke niet alleen voor de economische en culturele geschiedenis van de stad van grote waarde zijn, maar ook veel materiaal bevatten voor genealogen. Het werk is besloten met een regestenlijst van alle oorkonden, met uit zondering van de niet in originali aanwezige ordonnantiën, vóór de Alteratie (1578), gevolgd door een index van persoons- en plaatsnamen daarop, een lijst van beroepen, vallende onder gildenverband, en een lijst van patroons heiligen. Als bijzonderheid mag nog vermeld worden, dat B. en W. van Amster dam deze uitgave bekostigd hebben uit de renten van de gildenfondsen, welke, volgens K. B. van 1820, gebruikt mogen worden voor administratieve doeleinden. G. H. KURTZ. Dv W. S. Unger. Het archief der Middelburgsche Commercie Compagnie (Rijksarchief in Zeeland). 's-Gravenhage, 1951. 122 pp. Een merkwaardig en ook eigenaardig bedrijf, deze Middelburgsche Com mercie Compagnie, waarvan de gedrukte archief inventaris nu voor ons ligt Opgericht in 1720, het jaar van het „grote tafereel der dwaasheid" met zijn hoge ondernemingskoorts, oefende deze naamloze vennootschap gedurende de 18e eeuw haar rederijbedrijf uit op vele zeeën. Haar activiteit strekte zich uit over de Oostzee, Frankrijk, Spanje en Portugal, de Middellandse zee, Afrika (vooral Guinee) en West-Indië, terwijl ook enkele reizen wer den gemaakt naar IJsland en Straat Davis. Sinds 1756 echter liet de Com pagnie het reizen naar Europese havens los; zij beperkte zich nu tot Guinee en West-Indië, en wel hoofdzakelijk in den vorm van driehoeksreizen Afrika—West-Indië—Europa. Dit betekent, dat de slavenhandel de hoek steen van het bedrijf was geworden. Van de 114 uitredingen, die in de pe riode 17561807 plaats vonden, waren 92 slavenreizen. In het jaar 1807 hielden de uitredingen van de Commercie Compagnie geheel op; zij was in de worgende greep van oorlog en continentaal stelsel gekomen. Op een hoge uitzondering na is het rederijbedrijf nadien nimmer hervat. De Compagnie bleef desondanks voortleven; als scheepswerf en touwslagerij rekte zij haar bestaan, weinig grandioos overigens, tot 1889. De lijnbaan was reeds in 1862 verkocht. Deze bijzonderheden, ontleend aan de even beknopte als heldere inleiding die dr Unger aan zijn inventaris doet voorafgaan, doen zien dat de geschie denis van de Middelburgsche Commercie Compagnie in twee perioden uit-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1952 | | pagina 18