116
Bij K. B. van 17 Sept. 1944 (Stbl. E 100) werd te 's-Gravenhage een Raad
voor het Rechtsherstel ingesteld. In art. 11 werd een ieder verplicht de door
de Raad verlangde inlichtingen te verstrekken en bescheiden over te leggen,
terwijl deskundigen de echtheid van overgelegde bewijsstukken mochten on
derzoeken. In art. 12 werd bepaald: ,,Een ieder is verplicht zaken en be
scheiden, welke hij onder zich heeft en welke voor de uitvoering van dit
besluit en de daarop berustende bepalingen van belang kunnen zijn, zorg
vuldig te bewaren. De Raad is echter bevoegd toestemming te geven tot de
vernietiging, de overdracht of de afgifte van zoodanige zaken en bescheiden",
Volgens art. 13 konden ook ambtenaren opgeroepen of aangemaand worden
tot het verstrekken van inlichtingen en het overleggen van bescheiden, ter
wijl volgens art. 161 de justitiële opsporingsambtenaren ,,alle voorwerpen,
welke tot ontdekking van de waarheid kunnen leiden", in beslag konden nemen.
Ook in het Tribunaalbesluit van 17 Sept. 1944 (Stbl. E 101) werd deze
nieuwe rechterlijke instantie bevoegd verklaard ,,elk voorwerp in beslag te
nemen", „dat kon dienen om de waarheid aan den dag te brengen" (art. 40).
In geen dezer besluiten en voor zover ik heb kunnen zien in de gehele
„herstelwetgeving" komt het woord „archief" voor. Steeds zijn maat
regelen getroffen betreffende de vermogensbestanddelen, bezittingen enz.,
doch van de archieven der opgeheven organisaties werd nimmer gerept.
Moeten deze -zoals ik geneigd ben aan te nemen onder de vermogens
bestanddelen, roerende goederen enz. begrepen worden, dan ziet men hoe zij
juridisch geheel aan de willekeur van een latere administratie werden over
geleverd. De beoordeling van de rechtsgrond in deze moet ik aan meer be
voegden overlaten. Doch mijn ervaring als archivist bij het Rijksinstituut
voor Oorlogsdocumentatie leerde mij dat met de archieven der bezettings
organisaties gehandeld is zoals men op grond van het bovenstaande kon ver
wachten, nu de archieven eenmaal niet door enigerlei bepaling nadrukkelijk
beschermd werden.
Het duidelijkst blijkt dit verwaarlozen der archieven ook uit het Besluit
ontbinding landsverraderlijke organisaties van dezelfde 17 Sept. 1944 (Stbl.
E 102), waarbij op voordracht van alle ministers de Nationaal Socialistische
Beweging der Nederlanden alsmede de daaraan verwante en andere nationaal-
socialistische en fascistische organisaties werden ontbonden. Het vermogen
der ontbonden organisaties verviel aan de Staat; de vereffening geschiedde
door de afdeling Beheer van de Raad voor het Rechtsherstel. Behalve de
N.S.B. werden toen 33 mantelorganisaties ontbonden; bij latere besluiten werd
dit aantal opgevoerd tot 41. Tenslotte werd nog op 20 Oct. 1944 het Besluit
vijandelijk vermogen genomen (Stbl. E 133). Onder vermogen werd hierbij
in art. 1 verstaan „alle vermogensrechtelijke rechten en bevoegdheden in den
ruimsten zin, die bestanddeelen van vermogen kunnen vormen, waaronder be
grepen: alle bewijzen van eigendom, onderhandsche en authentieke akten, be
wijsstukken, documenten, boeken en bescheiden, op de onder a), b) en c)
bedoelde goederen, zaken, rechten en aanspraken betrekking hebbende of
daarmede verband houdende". Voor ons doel verdienen daarin vooral art 6,
lid 1, en art. 21 de aandacht, luidende als volgt:
(Art. 6). 1. Binnen de door het Beheersinstituut vast te stellen termijnen
en op de door dit Instituut te bepalen wijze moet bij het Beheersinstituut
117
mede aangifte worden gedaan van vermogen van:
a) Nederlanders en Nederlandsche onderdanen, die tijdens de vijandelijke
bezetting van het Rijk in Europa als leden, begunstigers of anderszins zich
aangesloten hebben of na 1 Juli 1942 aangesloten zijn gebleven bij de Nationaal
Socialistische Beweging of eenige andere nationaal-socialistische of fascisti
sche organisatie of instelling welke daarmede voor de toepassing van dit Be
sluit door het Beheersinstituut is gelijk gesteld;
b) personen, die op grond van veroordeeling wegens of verdenking van
een der misdrijven, genoemd in het Besluit buitengewoon strafrecht, dan wel
krachtens het bepaalde in het Besluit op den bijzonderen staat van beleg of
het Tribunaalbesluit van hun vrijheid zijn beroofd.
(Art. 21). Een ieder, die geldswaardige papieren, bewijzen van eigendom,
authentieke of onderhandsche akten, bewijsstukken, documenten, boeken of
bescheiden van een vijandelijken staat, een vijandelijken onderdaan of een
persoon als bedoeld in artikel 6, lid 1, of op hun vermogen betrekking heb
bende, in eigendom, in bezit, in bewaring of onder zijn berusting heeft, is
verplicht deze af te leveren binnen een door het Beheersinstituut in de
Nederlandsche Staatscourant bekend te maken termijn en op de wijze en ter
plaatse, door het Beheersinstituut voor te schrijven.
Hieruit kan ik niet anders afleiden dan dat het Beheersinstituut aanspraak
kan maken op de archieven van alle ontbonden nationaal-socialistische orga
nisaties, op die van het Rijkscommissariaat voor het bezette Nederlandsche
gebied, op die van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei hier
te lande enz.
Bij het lezen van bovengenoemde koninklijke besluiten krijgt men wel sterk
de indruk dat de ontwerpers niet gedacht hebben aan het belang voor het
historisch onderzoek der archieven der ontbonden organisaties. Wisten de
Londense ministers dan niet meer wat de oproep van minister Bolkestein van
28 Maart 1944 inhield? Begrepen zij niet dat de logische gevolgtrekking van
's ministers aandrang om zoveel mogelijk oorlogsdocumenten te verzamelen,
was dat alle archieven van ontbonden z.g.n. landsverraderlijke organisaties zo
volledig en ongeschonden mogelijk bewaard en beheerd moeten worden in
het belang zowel van afwikkeling, zuivering en berechting, dus der admini
stratie, als'van de wetenschap beide?
Het is volkomen begrijpelijk dat te midden van de oorlogshandelingen het
militair belang en de veiligheid moesten overheersen en dat men niet dadelijk
aan de belangen van het wetenschappelijk onderzoek kon denken. Toch had
dit laatste m.i. niet achterwege moge blijven in de „Algemeene lastgeving van
-den chef van den Staf Militair Gezag, met toelichting en aanwijzingsbe
schikkingen" van 10 Febr. 1945, waarin weliswaar sprake is van in beslag
te nemen roerende goederen „om de waarheid aan den dag te brengen", doch
waaruit geen begrip blijkt voor het grote belang van ongeschonden archieven
voor de afwikkeling der betreffende administratie, de zuivering en berechting
en het latere wetenschappelijk onderzoek. Ook de instructie van de Chef Staf
Militair Gezag aan gemeentebesturen betr. het Besluit Elerstel Rechtsverkeer
en het Besluit vijandelijk vermogen van 2 April 1945, waarbij in verband met
E 133 een voorname taak is weggelegd voor de bureaux voor „in beslag ne
ming van roerende goederen van vijandelijke onderdanen, N.S.B.ers enz.