DE TENTOONSTELLING „150 JAREN RIJKSARCHIEF" on^Ts ra"e Veil°'en - ~nto9' J" 62 In Juni 1802 benoemde het Staatsbewind mr H. van Wijn tot „archivarius" der Bataafsche Republiek, hetgeen kan worden beschouwd als de geboorte lanl H (Algemeen) Rijksarchief. Dit is voor Van Wijn's zevende opvolger a leiding geweest tot het inrichten van een tentoonstelling van een aantal e angrijke of merkwaardige documenten uit de rijke schat van deze instelling de Vad d VY Stede!ijk MuSeUm Het P^nsenhof te Delft, waar tl i n Vaderands woonde en stierf, en werd 2 Febr. 1.1. onder grote b langstelling, vooral uit archiefkringen, geopend door mr H. J Reinink secretaris-generaal van het ministerie van O., K. en W. De Algemeen Rijks- leoeT 9d W7 I 9TS de lijnen' vast9elegB in de middeleeuwse privi- dnru T °uder,d°™ geheiligde costumen en tradities, bleef ook het oudste document de mogelijkheid in zich bergen op elk moment weer actueel te tTkten ov h Gee\WOnder< dat de besturen en colleges met argusogen war «charteren en munimenten" met een geheimzinnigheid waaraan het heersende stelsel van familieregering niet vreemd geweest zal xjn geweest. Slechts een enkele begenadigde was het geoorloofd een blik in echte stukken te slaan: Kluit, Wagenaar. Met de omwenteling van 1795 veranderde dit alles; met de val van het ancien regime, hadden, meende men, ook de documenten van dat régime hun De archieven van de oude bestuurs- en rechtscolleges, oordeelde men wa- ZÏZ WdeXd,an S^enkstukken voo, „de geschie- De nieuwe administraties, die in de door hen gezette gebouwen met al die met\eadn?n ■Z?e^ Ieden meer om er geheimzinnig me te doen maar zij hadden evenmin reden zich er veel aan gelegen te laten hggen. Het is de ervaring van elke archivaris van vroeger tijd en van nu, dat de administratie d heel weinig compassie heeft met stukken, die zij als afgedaan beschouwt. En het was in de dagen der Bataafse Republiek al niet Maar zoals er in onze dagen gelukkig altijd lieden zijn, die verder zien dan vandaag en morgen, zo heeft ook die tijd ze voortgebracht en wij mo- gen ons gelukkig prijzen dat er een man is opgestaan, die zich de tolk van de breder denkende groep heeft gemaakt". Spreker zette vervolgens uiteen, hoe het Rijksarchief tot stand is gekomen hetgeen uitgebreider te lezen is in het „Overzigt van het Nederlandsche Rijks archief door Bakhuizen van den Brink, om tenslotte tot de conclusie te ko men dat door de benoeming van Van Wijn 1802 als het geboortejaar van het Rijksarchief beschouwd kan worden. „Uitdrukkelijk", gaat spreker ver der „werd aan Van Wijn opgedragen zijn werkzaamheden te beperken tot de inzage van de archieven van vóór de Vrede van Münster; voorts 63 mocht hij bij zijn ordeningswerkzaamheden de archieven der respectieve voormalige gewesten niet vermengen of buiten de departementen verplaatsen, waar zij bewaard werden, een overigens zeer verstandige maatregel, waaraan wij de indeling in één Algemeen Rijksarchief en voorts van een rijksarchief in de hoofdplaats van elke provincie, welke thans nog bestaat, te danken hebben. In Augustus van het jaar 1802 werd Van Wijn ook aangesteld als Archi varis van het Departement Holland; hij vestigde zijn bureau in de register- kamer van Holland op het Binnenhof en van daar uit bestuurde hij de op zolders onder daken, in een der torens van de Grote Zaal en in de depóts der voormalige Staten van Holland opgestapelde archiefstukken. Of hij zijn werkzaamheden ook buiten 's-Gravenhage, in de andere departementen dus, uitbreidde, blijkt niet duidelijk. De 20e Mei 1806 werd Van Wijn's tijdelijke commissie door de Raad pensionaris Schimmelpenninck in een blijvende aanstelling veranderd en kort daarna kwam in de zoeven geschetste lichtelijk chaotische toestand der ar chieven een wijziging ten goede. Op last van Koning Lodewijk Napoleon moest het Binnenhof ontruimd worden en de daar verspreid opgeborgen ar chieven, echter niet alle, werden nu overgebracht naar het Logement van Rotterdam aan het Plein, het tegenwoordige Ministerie van Oorlog. Hierdoor werd dus een begin gemaakt met een gecentraliseerde opstelling van de oude landsarchieven, echter slechst ten dele, want de archieven van de in 1795 opgeheven Hoge Raad, die in 1797 aan het Hof van Holland waren overge dragen, werden te samen met die van het Hof overgebracht naar het tegen woordige Paleis in het Noordeinde, toen het Oude Hof genoemd, waar ook de archieven van het Nationale Gerechtshof en het latere Keizerlijk Gerechts hof een plaats zouden vinden. Van Wijn, die blijkbaar over voldoende ruimte in zijn nieuwe depót aan het Plein beschikte, drong er op aan de eindtermïjn van 1648, die hem ge steld was, te verleggen naar het begin der 19 eeuw, hetgeen hem echter niet mocht gelukken. Spoedig echter zou het depót aan het Plein in het geheel niet meer aan zijn nieuwe bestemming behoeven te voldoen, want na de in lijving van ons Vaderland bij Frankrijk in 1810 werd door Keizer Napoleon de overbrenging der archieven in gedeelten naar Parijs gelast. In verband hiermede werd Van Wijn's post opgeheven. Het is bekend dat een groot gedeelte der archieven aan het lot van over brenging ontsnapte en dat het gedeelte, dat inderdaad naar Parijs was over gebracht, ten tijde van de val van het Keizerrijk nog onuitgepakt in de kisten stond en door de zorgen van een Hollands ambtenaar bij Buitenlandse Zaken in de Franse hoofdstad weer naar het Vaderland kon worden teruggebracht. Nadat Van Wijn bij Souverein Besluit van 8 Mei 1814 wederom als Rijks archivaris was aangesteld, kreeg hij opdracht alle oude en latere archieven van de Staat tot het jaar 1794 inbegrepen te verzamelen in de bovenvertrekken van de zogenaamde Groote Loterijzaal op het Binnenhof, de tegenwoordige Ridderzaal. Hij had er intussen ook wat meer hulp bij gekregen; in de eerste tijd van zijn optreden had hij slechts Flament, de bibliothecaris van de Na tionale Bibliotheek, tegenwoordig de Koninklijke Bibliotheek, als zijn assis tent, een figuur, welke tegenwoordig niet wel denkbaar zou zijn. Van open-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1952 | | pagina 8