44 van de ssfvr
R~ "4 istf
J=5?«
^ÏeSop^m'
VVÖ« dOOId 1e PetiOdC0 °a 1702 's "0 vToT'e £L"'°
84
BOEKBESPREKING
Nalif, dood 4L.tXf 44 v^dfl" Tv"
volledig belaTd tebkven' vooraf1'waf de" b'
handige minuten. Het qeheel werd dr4 H J elgen~
en geordend- deze raadnensinna eJnsms zeer zorgvuldig bewaard
van 6 bronnenpublicaties, waarin Licked hef arrN 'f Dde lijSt
van 46 verhandelinqen die met u u i archief zijn uitgegeven, en
er ver va„ a( h«
die zich van ^928 **1 W0rklng van deze inventaris was mr Van 't Hoff
„ehorlden we.T^ JZITHU Si""M* >4'
nauwkeurigheid van zijn faak oekwef- T\T 21C met groot inzicbt en stipte
vastgehouden aan V444 14 4'
van der Heim aanqebracht waardr-4 Anthonie
kregen. Het archief bestaat eensdeel 0en Zecr overzichtelijk geheel is ver
bundels stukken die op een bepaalde 7I f°™espondentie' anderdeels uit
ling overweegt sterk- van de -+- 2400 3 e rekkm9 hebben. De briefwisse-
2000 gewijd aan debeschrijving vin *jn er meer dan
Deze verhouding stemt overeen zn-w"! °men erL ver2onden brieven,
belang van deze archivalia De ri 4 ,1 °mvang aIs met het historisch
Willam III e„ met M.,£0„°h *L ^wisselingen met
m ha, Komnlt» Hu.sarah.al: van da t^^"
85
van Marlborough in 1945 ten geschenke gegeven aan Winston Churchill, na
dat zij door foto's en copieën waren vervangen. Een volledige uitgave van de
tussen Marlborough en Heinsius gevoerde correspondentie, eveneens ver
zorgd door mr Van 't Hoff, is binnenkort te verwachten in de Werken van
het Historisch Genootschap.
De overige correspondentie is jaarsgewijze beschreven, waarbij telkens de
briefschrijvers en geadresseerden in alfabetische volgorde zijn geplaatst.
Voorts is de plaats of het land, vanwaar de brieven verzonden werden, bij
elk nummer vermeld. Deze indeling blijkt buitengewoon praktisch: men kan
dadelijk vinden wat men zoekt, uitgaande al naar men wil van de jaren, de
personen of de landen. Een index van persoonsnamen maakt het verder moge
lijk alle brieven van en aan een bepaald persoon gedurende de gehele periode
bij elkaar te zetten. Wanneer stukken gepubliceerd zijn, is dit bij de be
trokken inventaris-nummers aangegeven. Een uitgebreid systeem van verwij
zingen waarborgt dat den gebruiker niets van wat hij weten wil kan ontgaan.
Op één punt evenwel valt het te betreuren dat de bewerker niet vollediger
is geweest. De correspondentie van elk jaar wordt besloten door een bundel
brieven van en, aan „verscheidene personen", bevattende de briefwisseling
met „minder belangrijke of slechts incidentele correspondenten". Mr Van
't Hoff heeft het niet doelmatig en zelfs niet mogelijk geacht, ook deze brieven
per correspondent in te delen, en hij waarschuwt in een noot, dat wie een
brief van een bepaald persoon zoekt, eventueel ook de bundels brieven van
verscheidene personen zal moeten doorzien. Dit komt vrijwel neer op het
zoeken van een speld in een hooiberg. Dat hij ook hier de oude ordening
heeft gerespecteerd is te begrijpen en te loven; maar met een kleine moeite
hadden toch in een aantekening bij deze inventaris-nummers althans de namen
der briefschrijvers of geadresseerden vermeld kunnen worden. Nu vrees ik
dat deze bundels onontgonnen terrein zullen blijven. Dat is jammer omdat
het hier lang niet altijd gaat om onbelangrijke brieven van onbelangrijke per
sonen, maar soms om zeer waardevolle documenten.
Afgezien van deze leemte is de inventaris een voortreffelijk stuk werk,
dat aan de hoogste eisen voldoet. De waarde ervan wordt verhoogd door
een zeer lezenswaardige inleiding. Bij de index van persoonsnamen, die biogra-
grafische gegevens bevat over alle personen, die in de inventaris voor
komen, plaatste ik slechts één vraagteken: de prins van Auvergne uit inv.nr.
1155 houd ik eerder voor de in Staatse dienst getreden Francois Egon de la
Tour d'Auvergne, markies van Bergen op Zoom 1675 1710).
A. VEENENDAAL.
Dr W. S. linger, Catalogus van de Historisch-Topografische Atlas, van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Derde deel, Historie en Leven.
Middelburg, 1950. IV 156 blz.
In het le en 2e deel van de Catalogus van de Historisch-Topografische
Atlas van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, resp. in 1931 en
1940 verschenen, heeft dr Unger de gedrukte kaarten en plattegronden en de
topografische prenten en tekeningen beschreven. Thans ligt het 3e deel voor
ons en volgens het programma, dat dr U. zich in de inleiding tot het eerste