104
105
terschappen. Maar vooral na de oorlog heeft onze Vereniging haar volle
aandacht aan de archiefwetgeving geschonken. Zoals een halve eeuw vroeger
zijn weer stellingen besproken en aangenomen en op die grondslag heeft een
commissie uit haar midden in noeste vlijt en met toewijding en bekwaamheid
een ontwerp-Wet op de Overheidsarchieven samengesteld. Het is in een bui
tengewone vergadering behandeld en vastgesteld, het is door mr W.
F. Fruin, de zoon van onze grote voorganger, die daarmede het werk van
zijn vader vol piëteit heeft voortgezet, aan de eisen der wetstechniek getoetst.
Zo is het der Vereniging mogelijk geweest op 23 Januari van dit jaar aan de
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een wetsontwerp aan te
bieden dat naar onze overtuiging aan hoge eisen voldoet. Het zou zeker voor
onze Vereniging het schoonste jubileum-geschenk zijn, indien dit ontwerp nog
in haar herdenkingsjaar bij de Staten-Generaal zou kunnen worden ingediend.
Nog hebt gij, medeleden, het recht van mij enkele mededelingen te verwach
ten over de interne ontwikkeling van onze organisatie. Ik moge U er dan aan
herinneren dat ons ledental, dat gestadig is aangegroeid en in 1928 de hon
derd overschreed, thans tot 171 is gestegen, viermaal meer dus dan de kleine
schare, die in 1891 toetrad. Van de thans in werkelijke archiefdienst zijnde
wetenschappelijke ambtenaren staan slechts zeer weinigen buiten onze kring,
96 van hen behoren tot onze leden, zodat de Vereniging wel waarlijk de
Nederlandse archivisten vertegenwoordigt. Zij heeft gedurende haar bestaan
slechts acht verschillende voorzitters gekend. Na een kort, reeds gememo
reerd, presidium van A. J. Enschedé, de Haarlemse gemeente-archivaris, is
Muller 14 jaren voorzitter geweest, onderbroken door de twee jaren dat
Feith de Vereniging leidde. Muller was van 1910 tot zijn dood in 1922 tevens
onze Erevoorzitter. Op hem volgde gedurende 12 jaren onafgebroken Fruin
als voorzitter, na hem waren Martens van Sevenhoven gedurende een jaar,
Coster tijdens de moeilijke bezettingsperiode, Van 't Hoff en ik zelf tot twee
maal toe voorzitter. Fruin is in 1932 erelid geworden, een hulde, die vóór dien
reeds in 1895 aan Victor de Stuers wegens zijn eminente verdiensten voor het
archiefwezen was toegekend, en nadien nimmermeer aan iemand. Van 1906
tot 1917 was er een nauwe band met de Oudheidkundige Bond, doordat de
jaarvergaderingen van beide corporaties steeds op twee achtereenvolgende da
gen in dezelfde plaats werden gehouden.
Wij zijn in de loop der jaren in 24 verschillende steden van ons land
bijeengeweest, in het geheel 66 keren. Want hoewel wij van 1942 tot en met
1944 niet bijeen zijn kunnen komen, vergaderen wij sedert 1947 tweemaal
per jaar, in het voor- zowel als het najaar. Bovendien is de Vereniging vijf
maal in buitengewone vergadering bijeengeweest, in 1910 om te spreken over
de opleiding en positie der gemeente-archivarissen, in 1920 over haar reor
ganisatie, in 1928 over de toen aanhangig zijnde wijziging der Archiefwet, in
1939 over de nieuwe archieven en het vernietigingsvraagstuk en in 1950 om
het ontwerp voor de Wet op de Overheidsarchieven te behandelen.
In 1910 trad de eerste vrouw, mej. Visscher, gemeente-archivaris van Leeu
warden, tot de Vereniging toe. Zij zou niet lang de enige blijven, en thans
tellen wij onder onze leden 26 vrouwen.
Hiermede, dames en heren, is mijn historisch overzicht ten einde. Ik hoop
dat ik erin ben geslaagd II te doen zien, dat onze Vereniging met voldoening
en dankbaarheid op de heden afgesloten jaren mag terugzien. Groot werk
is door onze voorgangers verricht, maar na hun heengaan is de Vereniging
actief gebleven, zij is, geloof ik, met haar tijd meegegaan en er nimmer voor
teruggedeinsd de nieuw opkomende vraagstukken te bespreken en aan te
vatten, Ik meen, dat zij door haar verleden van zestig jaren het recht heeft
verworven tot een dankbare herdenking, zoals deze heden plaats vindt.
Het is niemand vergund in de toekomst te zien. Wij weten haar allen
vol moeilijkheden en dreiging. Maar wij weten uit ons eigen archiefonderzoek
ook, dat in vele perioden van de geschiedenis de toen levenden de toekomst
als een gevaarlijke dreiging voelden. Toch is het steeds wel gegaan en ook
nu zal het, vertrouw ik, al wachten ons allicht zware tijden, waarachtig wei
weer gaan.
Wij zullen volle en toegewijde aandacht moeten geven aan de vraagstukken
verband houdende met de nieuwe archieven, met de beperking in omvang van
deze archieven, met de daarmee zo nauw samenhangende nieuwe reproductie
methoden op klein formaat, met de uitbreiding der archiefruimten en met
nog zo heel veel meer. Ook het internationaal contact, sedert 1945 zozeer op
de voorgrond gekomen, zullen wij moeten intensiveren. Reeds is de laatste
jaren de band met onze Belgische ambtgenoten, tot onze vreugde, veel nauwer
geworden, reeds zijn wij toegetreden tot the International Counsel on Ar
chives, waarin verschillende onzer leden met de Algemene Rijksarchivaris aan
het hoofd een vooraanstaande plaats innemen, en. over twee jaren zal, naar
wij hopen, in deze stad 's-Gravenhage het Internationale Archiefcongres
bijeenkomen, waarbij ook de Vereniging zonder twijfel een goed voor te
bereiden rol zal spelen. Er wacht dus werk genoeg.
Laat ons dan, medeleden, klaar staan met niet minder idealisme dan de
mannen van 1891 om mede te werken aan en waar nodig te strijden voor
wat ons allen zo uiterst na aan het hart ligt: de belangen van het Nederlandse
archiefwezen. Dan zal onze Vereniging een rijk arbeidsveld vinden en dan
kunnen wij haar heden een toekomst voorspellen, haar grote verleden waardig.
De staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Z. Exc.
mr J. L. M. Th. Cals, wenst hierna namens de Regering de Vereniging geluk
met haar jubileum. Hij laat uitkomen welk een grote belangstelling er bij de
overheid voor het archiefwezen bestaat. In het bijzonder is hij verheugd over
de indiening van de ontwerp-Wet op de Overheidsarchieven. Hij zegt zijn
volle medewerking toe om te bereiken, dat het ontwerp binnen de kortst
mogelijke tijd bij de Tweede Kamer kan worden ingediend. Tenslotte deelt
hij mede, dat het H.M. de Koningin heeft behaagd aan de voorzitter der
Vereniging de onderscheidng te verlenen van officier in de Orde van Oranje-
Nassau.
De voorzitter dankt Hare Majesteit voor deze eervolle benoeming en de
staatssecretaris voor zijn vriendelijke toespraak.
Daarna krijgt Dr A. H. M. C. Kessen het woord als waarnemend voor-