138 De heer G. J. Rehm is met ingang van 1 Jan. 1951 benoemd tot tijdelijk klerk. Dot di echt. Het verslag over 1950 vermeldt een middel, om het nijpende ruimtegeorek te overwinnen. Daartoe is nl. een begin gemaakt met het plaat sen van portefeuilles op de lange zijde. „Dat dit niet de gemakkelijkste opber ging is voor het uit de kasten halen der stukken is begrijpelijk. In de loop van het jaar werd door toepassing van dit systeem echter reeds ongeveer 50 m planklengte gewonnen." Groningen. Op 1 Juni j.l. trad ar H. P. Coster wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd af als gemeentearchivaris. In verband hiermede kwamen op 30 Mei de ambtenaren van gemeente- en rijksarchief bijeen om in intieme kring ten archieve van dr C. afscheid te nemen. In deze bijeen komst sprak mej. C. S. W. Kroes als oudste ambtenaar dr C. in een kort woord toe, waarin zij de vele voortreffelijke eigenschappen van de scheidende archivaris naar voren bracht. Op 31 Mei was door het Comité, dat zich had gevormd om dr Coster een waardig afscheid te bereiden, een samenkomst belegd in de raadzaal van het stadhuis. Velen waren gekomen om persoonlijk van dr C. afscheid, te nemen. Hij werd toegesproken door burgemeester mr Cort van der Linden, Prof. dr J. Lindeboom bood als voorzitter van het huldigingscomité den. schei denden archivaris namens zijn vrienden zijn door Johan Dijkstra geschilderd portret aan. Mr A. iSchuitema Meyer sprak namens het personeel, dr W. J. Formsma als rijksarchivaris, dr \V. Moll uit naam van de Vereniging van Archivarissen, waarvan dr Coster voorzitter was. Namens de Vereniging van hoofden van takken van dienst bood ir P. E. Gaaikema hem een histo risch boekwerk aan. Ook mr N. J. Polak, sprekend namens het Genootschap Pro Excolendo Jure Patrio, waarvan dr Coster bibliothecaris was, bood hem een boekwerk aan. Als vriend sprak tenslotte nog prof. jhr dr P. J. van Winter. Dr Coster dankte allen en gaf een kort overzicht van zijn bijna veer tigjarige arbeid aan het gemeentearchief. Daarna was. er gelegenheid om per soonlijk afscheid te nemen. Dr Coster is benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Lot archivaris is, met ingang van 6 Juli 1951, benoemd de chartermeester dr mr A. T. Schuitema Meyer. Haarlem. Het gemeentebestuur heeft besloten op de begroting voor 1951 gelden uit te trekken voor uitbreiding van het archiefdepöt met één verdieping. De ordening van het nieuw-archief van het opgeheven Veenraadschap dei Geldersche en Stichtsche veenen van na 1896 is opgedragen aan den heer Ph. J. C. G. van Hinsbergen. KERKELIJKE ARCHIEVEN Aan het verslag, door den archivaris der Nederlandse Hervormde Kerk over 1950 uitgebracht aan de Algemene Synodale Commissie, ontlenen wij het volgende^ De inspectie van den archivaris betrof vrnl. een 12-tal ge meenten in Noord-Holland, benevens het archief der classis Edam. De assis tent bezocht o.a. de classis Den Briel, waarvan de acta 1609—1648, die reeds in een inventaris van 1895 als verloren waren genoteerd, werden terugge vonden. Op het bureau werden o.a. geïnventariseerd een aantal classicale 139 archieven en diverse archieven van kerkeraden, ten dele door jhr dr B. M. de Jonge van Ellemeet. Het omstreden, belangrijke archief der v.m. classis Tolen en Bergen-op- Zoom, tot zolang in bewaring bij de kerkeraad te Tolen, werd tenslotte door deze aan het archivariaat afgeleverd ter verdere bewaring, beschrijving ei: restauratie. Gememoreerd wordt verder dat het in 1950 vijftig jaar geleden was, dat de Synode der Ned. Hervormde kerk voor het eerst alle Hervormde ge meenten begon aan te schrijven ter stimulering van een grotere zorg voor de kerkelijke archieven. De stuwende kracht daarbij was dr G. A. Hulsebos, oud-rector gymnasii en lid der Synode; deze werd in 1903 gemachtigde voor de Hervormde archieven, wat hij bleef tot 1919 toen dr L. Lasonder daar voor werd aangewezen. Enige jaren later werd deze benoemd tot archivaris der Kerk, en fungeerde tot 1944. Van dat jaar tot 1947 heeft prof. dr J. N. Bakhuizen van den Brink de functie tijdelijk waargenomen; in laatstgenoemd jaar trad de huidige functionaris mr T. J. Naudin ten Cate als kerkelijk archivaris op, die met steun van de Commissie voor de Hervormde Archie ven de zorg voor de circa 1400 archieven op zich heeft genomen. ANDERE ARCHIEVEN Zoals men weet bestond tot 1945 het Krijgsgeschiedkundig archief van den Generaleti Staf", waarvan de vlag de lading geenzins dekte en dat in genoemd jaar juister omgedoopt werd in „Krijgsgeschiedkundige Afdeling van de Generale Staf". N.a.v. het 60 jarig bestaan dier instelling deelt kolonel b. d. W. Baron van Ittersum hierover in Het Vaderland van 2.3 April 1951 een en ander mede, waaraan wij het volgende ontlenen. Nadat in Nov. 1888 door generaal Van Vlijmen in een zitting der Staten- Generaal er op was aangedrongen meer aandacht te schenken aan een stelsel matig onderzoek van onze krijgsgeschiedenis, bracht de minister van Oorlog in 1890 gelden op de begroting voor een nauwgezet onderzoek der militaire archieven. Bij K. B. van 24 April 1891 werd, onder leiding van den chef van de Generale Staf overste -later generaal F. de Bas voor dit onderzoek aangewezen. Zijn bureau kreeg de naam, die in de aanvang werd genoemd. Hij stelde een onderzoek in in het Kon. Huisarchief, het Algemeen Rijks archief, het archief der Genie en enige andere. Het bekende werk: Het Staatsche Leger 1568^1795, bewerkt tot 1702, was daarvan het belangrijkste resultaat. In 1940 was deze afdeling van de Staf reeds begonnen met de geschied schrijving van de oorlog. Deze afdeling groeide uit tot de bovengenoemde krijgsgeschiedkundige afdeling. Deze is weer onderverdeeld in een voor de voortzetting der geschiedkundige beschrijving van het Staatse leger, een voor de nieuwe krijgsgeschiedenis, een voor de Binnenlandse Strijdkrachten en een, die de Nederlands-Indische krijgsgeschiedenis behandelt. Enige publicaties zijn reeds verschenen. Bedrijfsarchieven. Het verslag van het Nederlandsch Economisch-Histo- risch Archief over 1950 maakt melding van de verwerving van de volgende

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1951 | | pagina 22