124 (met alfabetische index). Over de archiefdienst in Belgisch Kongo schrijft de archivaris E. T. Neven; reeds eerder (Ned. Archievenblad 1949/50 p 151) is hierover uit andere bron iets medegedeeld. „La mode est a la microphotographie et on aurait mauvaise grace a s'oppo- ser au progrès ou a la dénigrer Niettemin wil collega Bolsée enkele be zwaren niet achterhouden. Bruikbaar voor de moderne stukken, kan dit pro cédé minder wel dienen voor perkamenten van groter formaat, waarbij een te sterke verkleining nodig zou zijn waarvoor de duidelijkheid der vergrotin gen ujden moet. Men is gedwongen deze in stukken te fotograferen, wat wemig aantrekkelijk is. B. bepleit hiervoor reproductie in de oude formaten 9 x 12 of 13 x 18; verkrijging van een complete vergroting gaat boven het bezwaar aldus doende met 2 series negatieven te moeten werken. Hij betreurt, at op het congres te Parijs1) geen gelegenheid was de technische kant der rr^Tchoe™ besPreken' meer n°9 dat de daarover beoogde conferentie der UNESCO niet is doorgegaan. Bij de boekbespreking trof ons een, beschouwing over een. inventaris van Guerra y Marina van het archief te Simancas over de periode van Karei V van de hand van senorita C. Alvarez Teran, van belang ook voor onze qe- schiedenis. Der Archivar III1 bevat referaten van de mededeling van dr Mommsen op de Duitse Archivtag te Wiesbaden op 31 Mei 1949 over de aard der akten van het Nürnberger proces tegen de oorlogsmisdadigers, en van dr Solleder waarin werd aangedrongen op het beschikbaarstellen van middelen tot aankoop van bedreigde archieven en archivaliën. Naast de door de oor logsgebeurtenissen vlotgekomen stukken is er thans in Duitsland aanbod van stukken door de achteruitgang van adellijke en patricische families; „noch me wurden den Archiven so viele Wappenbücher, Handschriften, Urkunden und biegel angeboten und dieses Angebot wird immer drangender, je weiter die Auflosung des gebundenen Familienbesitzes und der Fideikommisse fort- schreitet". Alf. 2 brengt een lang artikel: Die Scheidung von Staatlichem und Stad- tischem Archivgut, behandeld op dezelfde bijeenkomst. De hier te lande geldende regeling betreffende in bewaring geving van rijksarchivalia aan qe- meente-archieven wordt daarbij ten voorbeeld gesteld. Over Archivpfleqe m oorlogs- zowel als in rustiger tijden handelen artikelen in afl. 3, resp. van W. Rohr en W. Lusch. Hun omvang belet uitvoerige weergave. K. Ruppert bespreekt in afl. 4 het Heeresarchiv te Potsdam, in 1936 tot „alleimges Archiv des neuen Heeres" opgebouwd en waarheen uit het Pruisi sche geheime Staatsarchief de archivalia van het Brandenburgs-Pruisische leger van de 17e eeuw tot 1820 zijn overgebracht, evenals die van de Reichs- over dezt °nt^f het. versIaS der Nederlandse equippe een referaat er deze zitting. Aan het uitvoerig overzicht van mad.elle Van Meerbeeck ont- naIdrnJVlJ CTHSn°S j dr Melnert 'Frankfort), evenals signorina Borsarelli (Turijn) pi UVeide" °p, de noodzakelijkheid dat de archivisten en niet de documenta- nr,h"d 0rr 11J l laa*ste. „woord hebben, en dat Charles Laroche wees op de hoge prijs der films, hun twijielachtige houdbaarheid! L'archiviste droit avoir le respect du document original. La photographie n'a pas dame. respect 125 wehr van 1920. Het gebouw werd in 1945 een prooi der bommen; de elders opgeslagen inhoud ging niettemin grotendeels verloren: bovengenoemde Bran denburg-Pruisische archieven en het archief der Reichswehr werden ver nietigd, de rest door de overwinnaars „abtransportiert". Uit het verslag van de 29e Deutsche Archivtag, gehouden in September 1950, nemen wij over dat t.a.v. de bouw van nieuwe depóts op grond van de gunstige ervaringen met verspreiding de wenselijkheid werd bepleit in het centrale depót in de stad de voor de studie meest onontbeerlijke archi valia te bewaren, die ingeval van nood gemakkelijk naar elders kunnen wor den overgebracht. De massa der nieuwere archieven echter berge men in „Teilmagazinen auf dem Lande". Mikroverfilming van de belangrijkste archi valia is daarnaast onmisbaar. Archives, het orgaan van The British Records Association, vervolgt in afl. 3 de reeks artikelen over „Local archives"; ditmaal is het archief der County of Glamorgan (Wales) aan de beurt, geopend 1 Sept. 1939. De opbouw vertoont vrijwel dezelfde aspecten als de vorige depots (zie Ned. Archieven blad 1949/50 p. 36, 40). Felix Hull bespreekt de moeilijkheden t.a.v. bediening der bezoekers met name in kleine depóts; bij de discussie in de Records Asso ciation ontwikkelde dit zich tot een uitvoerig debat over toegankelijkheid van archieven. William Le Hardy toont in een beschouwing over archieven van plaatselijke clubs en verenigingen hun belang voor de sociale geschiedenis van Engeland. Vermelding verdient uit het verslag van de 17e bijeenkomst der Associa tion de opmerking van Sir Hilary Jenkinson inzake het lamineren. Hij keurde ten sterkste ieder systeem af dat automatisch elk document aan dezelfde be handeling onderwerpt zonder rekening te houden met de particuliere behoeften ervan. Het. was volgens hem onwenselijk een document met iets te bedekken indien het kon worden vermeden. De 10 jaren, waarin het laminatieproces in de Verenigde Staten in gebruik is, beschouwde hij niet als een voldoende „testing period". Afl. 4 brengt een eerste buitenlandse stem over het congres te Parijs. Verder een artikel van M. T. Bond over „The Windsor Aerary Dit aera- rium, nauw verbonden aan de Orde van de Kouseband en St. George s Chapel te Windsor, werd in 1.355 gebouwd voor bewaring van juwelen, geld en char ters, welke laatste in de Middeleeuwen als „schat' golden (men denke aan de trésor des chartes der graven van Vlaanderen te Rupelmonde, aan die der hertogen van Bourgondië). Langzamerhand kreeg de bewaring van mss. de overhand; in 1477 werd er een nieuwe kapel bijgebouwd, waarvan een deel voor de voering der finantiële administratie der kanunniken werd bestemd. Omstreeks 1560 was het aerarium geheel en al bewaarplaats van archief stukken geworden. Deze zijn zeer belangrijk: een twaalftal charters uit de 12e eeuw en een zeer omvangrijke verzameling archivalia uit de 13e en 14e, met name stukken betreffende de koninklijke burcht en het kapittel en de orde, w.o. 12 pauselijke bullen van 1230 tot 1503. Weinig is nog gepubliceerd; een „calendar", bewerkt door kanunnik Dalton 1885 1931), ligt gereed voor de druk. De serie van beschrijvingen der locale Engelse archieven vervolgend, komt

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1951 | | pagina 15