120 NASCHRIFT OP HET ARTIKEL VAN HE HEER 'T HART De oude charters van Ter Aar en van Reeuwijk berustten onder de Heren van die plaatsen, en ten dienste van de secretarieën maakte men authentieke afschriften daarvan. Die afschriften zijn in de secretarie van Ter Aar en in het archief van de polder Reeuwijk (beide onder Rijnland) bewaard; de originelen zijn blijkbaar verloren. Maar het historisch bewijs, dat de Heer, en hij alleen, het beschikkings recht had over de tot het heerlijkheidsarchief behorende stukken, levert het volgende proces. Ten overvloede blijkt daaruit, welke stukken en registers men tot het heerlijkheidsarchief rekende. Omstreeks 1653 overleed de toenmalige secretaris van Warmond. Gerrit Beeckers van Thienen, een broeder van de Leidse professor Adriaan Beec- kers van Thienen, ambieerde deze post en trachtte door bemiddeling van zijn broeder tot secretaris van Warmond benoemd te worden. Na betaling van een zekere som stemde Jacob van Wassenaar, heer van Warmond, er in toe Beeckers van Thienen tot secretaris te benoemen. Zijn commissie ont ving hij op 14 December 1653. Toen nu de Heer van Warmond in 1658 stierf wenste zijn zoon, Johan van Wassenaar, heer van Warmond, Beeckers van Thienen niet langer als secretaris te handhaven en ontsloeg hem zonder opgaaf van redenen op 3 November 1662, terwijl tevens de som, op het secretarisambt gestort, niet werd terugbetaald. Beeckers van Thienen kwam tegen dit ontslag in verzet en bracht de zaak voor het Hof van Holland. Johan van Wassenaar handhaafde daar zijn recht om voetstoots zijn onder geschikten te ontslaan, die dan zeker niet de papieren, protocollen en ding- boeken onder zich mochten houden, zoals de secretaris gedaan had, zich be roepende op de Ordonnantie op de Justitie, maar die aan de Heer moesten overdragen.. Want de Heer had als altoos gehad ,,de possessie vel quasi van de voorsz. sijne officieren in de voorschr. sijne heerlijckheijt, ende sonder- linge bij hem gedaagde (Heer van Warmondt) alleen bij provisie ende tot wederseggens toe aengestelt, te dimitteren ende aff te setten tot sijn gedaagdes welgevallen, sonder daervan eenige redenen te geven ofte deselve te expres seren, ende wederom andere in plaetse van de affgesette aen te stellen, dat oock soodanige aff ende aensettinge, bij de gedaagde gedaen, altoos hun effect hadden gehadt; was oock wijders de gedaagde altoos in possessie vel quasi geweest ende oock alsnoch was van bij alsulcke dimissiën off affsettinge als voorsz. is hem te bemachtigen off doen bemachtigen van alle papieren, munimenten ende behoeften, tottet voorsz. officie gespecteert hebbende. Dat onder anderen den gedaagden in desen tot het secretarisampt van Warmont, doch alleen bij provisie ende tot wederseggens toe, mede hadde aengestelt Gerrit Beeckers van Thienen, impetrant in desen, dewelcke dan off wel naer- maels bij de gedaegde gedimitteert sijnde, oock wel behoort hadde in con- formite van tgeene voorseyt is de voorsz. dimissie te hebben geacquiesceert ende oock aen de gedaegde op sijn versoeck te laten volgen de protocollen, dingboeken, chartres, brieven, papieren ende verdere behoeften, tot de voorsz. secretarie behoorende, soo en was den voorn, impetrant niet alleen van dies te doen in gebreecke gebleven, maar oock sich tegens de voorsz. dimissie op- poserende, hadde diens onaengesien sich in weerwil van gedaegde noch wij ders als secretaris gedragen, ende oock geweygert den gedaegde de voorsz. prothocollen, boecken, chartres ende papieren, tot het voorsz. ampt ende de 121 secretarie specterende, over te leveren, wesende tselve een notoire indracht, nieuwicheijt ende turbatie, den gedaegde in dese in sijn voorsz. goet recht ende deuchdelijcke possessie vel quasi aengedaen". Commissarissen van den Hove, die deze notoire inbreuk op het goed recht van de Heer van Warmond hadden onderzocht, bevalen Beeckers van Thie nen zich voortaan niet meer als secretaris te gedragen en onmiddellijk de protocollen, dingboeken, charters, brieven, papieren en verdere behoeften aan de Heer over te dragen, op een boete van 100 gouden rijders. De laatste sententie viel op de 11e Maart 1667, waarbij de vordering van Beeckers van Thienen niet ontvankelijk werd verklaard en het ontslag dus bevestigd werd. Het bovenstaande dunkt mij toch wel een heel sterke bevestiging van het principe, dat de Heer van de ambachtsstukken onder zich mag nemen wat hij wil. Als de lokale administratie van bestuur en rechtspraak maar behoor lijk liep, had niemand iets te pretenderen. Van enig eigen recht" van het plaatselijk bestuur tegenover de ,,heer" was zeker in dit geval geen sprake. Tenslotte moge ik verwijzen naar het oordeel van de heer Fockema An- dreae, die in het Meinummer van het tijdschrift „Bestuurswetenschappen" (p. 190) over deze omstreden methode van inventariseren schrijft in ver band met zijn bespreking van de „Historische Beschrijving der Vrije en Hoge Heerlijkheid van Heenvliet". Moge bovenstaande argumentatie er toe bijdragen het door mij ingenomen standpunt te rechtvaardigen. G. 'T HART. De redacteur van het Archievenblad heeft mij het wederwoord van de Heer 't Hart ter inzage gezonden. Aanleiding tot nieuwe opmerkingen geeft mij dit eigenlijk niet; ik blijf het betreuren, dat de Heer 't Hart de opdracht tot het ordenen en inventariseren van het zgn. Heerlijkheidsarchief van Heen- vliet heeft aanvaard in de vorm, zoals hij die omschrijft in zijn laatste artikel. De plaatsing van stukken in een bepaald archief is een geheel andere zaak dan de vraag, in welke bewaarplaats de stukken volgens de bestaande voor schriften thuis horen. Voor het overige en speciaal wat betreft de door hem gedane suggesties met betrekking tot de archieven der voormalige heerlijkheden, houd ik mij van de goede bedoelingen van de Heer 't Hart overtuigd.1) D. P. M. GRASWINCKEL. Daar nu een ieder het zijne heeft gegeven en gekregen wordt de discussie gesloten. (N. v. d. R.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1951 | | pagina 13