114
de gelegenheid konden worden gesteld een aantal voordrachten over archief
ordening en andere speciale archiefvakken aan te horen.
Een nieuwe Hoger Onderwijswet is op komst, die voor degenen, die dingen
naar de rang van wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse, bepalen
zal, dat de theoretische vakken aan de Universiteit zullen worden onderwezen.
Dit is toe te juichen, indien tenminste de aanwas van jonge krachten, die liefde
voor de archiefloopbaan gevoelen, er door vergroot zal worden. Immers, ge
durende de studie aan de Universiteit kan de verplichte stage aan een, archief
worden afgelegd en de student is dan niet meer, zoals nu, genoodzaakt na
zijn met vrucht afgelegde studie nog minstens een jaar lang te moeten
wachten, alvorens hij tot het archiefexamen zal worden toegelaten. Het is
onnodig hieraan toe te voegen, dat voor het examen in de meer technische
vakken, te weten de archivistiek, waaronder verstaan wordt de kennis van
het ordenen en beschrijven van archieven, voorts de kennis van de Archiefwet
en de bijbehorende Koninklijke Besluiten en de kennis van de registratuur,
welke vakken niet aan de Universiteit worden onderwezen, een afzonderlijk
examen, of zo men wil tentamina, moeten voorafgaan. Zelfs rijst de vraag of
het lezen van oud-schrift ook niet afzonderlijk dient te worden geëxamineerd,
omdat de studie der palaeografie aan de Universiteit niet parallel loopt met
de kennis van het oude schrift van oorkonden en brieven, die een archivaris
meestal onder de ogen zal krijgen. Bovendien zal toch altijd een commissie
voor het afnemen van het archiefexamen moeten blijven bestaaan; velen toch
kiezen eerst korter of langere tijd na het beëindigen der universitaire studie
de archiefloopbaan en er moet rekening mede worden gehouden, dat deze
toestand ook na het tot stand komen van de nieuwe Hoger Onderwijswet
zal blijven. Het getal der jeugdigen, die reeds vóór het betreden der Univer
siteit hun voorkeur voor de archiefloopbaan hebben te kennen gegeven, zal
toch immer wel gering blijven.
De positie van de archiefambtenaar der tweede klasse verkeert, in tegen
stelling met die der eerste klasse, in een overgangsstadium; het feit, dat men,
overigens terecht, voor deze groep van ambtenaren een bevredigende be
zoldigingsregeling heeft gemaakt, zal tot onvermijdelijk gevolg hebben, dat er
voor de benoembaarheid in overheidsdienst een eis van algemene vooroplei
ding gesteld zal worden. Daardoor zal deze groep, sinds kort als archivisten
betiteld, een bepaald niveau krijgen, hoger en meer gelijkmatig dan tot heden
het geval kon zijn. Het is duidelijk, dat de wetgever in 1919 bedoeld heeft
deze ambtenaren der tweede klasse te maken tot een groep, die hetzij betrek
kelijk onbelangrijke archieven beheerde, hetzij bij archieven van enige im
portantie handlangersdiensten verrichtte. Het is mij bekend, dat er in ons
corps stemmen zijn opgegaan, die deze toestand, wensen te bestendigen. Maar
de practijk heeft in vele gevallen het anders doen gaan; weliswaar zijn er
nimmer veel zelfstandige posities voor tweede klassers gekomen, maar menig
een uit deze groep heeft het met veel inspanning ondanks een gebrekkige
opleiding en de veel lagere exameneisen gebracht tot prestaties, welke die van
een eerste klasse ambtenaar zouden kunnen evenaren. Dat vele anderen uit
deze groep het niet verder hebben gebracht dan tot hoogst nuttige admini
strateurs, verzorgers van de huishoudelijke dienst van een archiefdepót e.d.,
mag men hun niet euvel duiden; de omstandigheden waren er vaak naar. Het
115
is ontegenzeggelijk enigermate bevreemdend, dat men iemand, die de boek
houding voert, die het inkopen van materiaal verzorgt, die het toezicht houdt
op het lager personeel, een archivaris-examen laat afleggen. De wet eist dit
voor de benoembaarheid, en personen, die uitsluitend de administratie voeren,
kent men in een archief nog niet. Heeft zo iemand archivistenbloed in de ade
ren, dan trekt zijn hart naar het archief en komt het administratieve werk
min of meer in het gedrang, terwijl hij, in het tegenovergestelde geval, ook
zonder archiefdiploma een hoogst nuttige figuur in de archiefdienst zou kun
nen zijn.
Liever dan mij te verdiepen in mogelijkheden, die voorlopig toch geen
realiteit kunnen worden, zou ik de toekomstige positie der tweede klasse amb
tenaren onder de loupe willen nemen. Dat hij een volwaardig bewerker van
de oude archieven kan worden, lijkt mij uitgesloten. Dit werk eist in het
algemeen nu eenmaal kennis van allerlei hulpwetenschappen, die moeilijk, zo
niet onmogelijk, buiten de academische studie verworven kunnen worden. De
oriëntatie der tweede klasse ambtenaren dient mijns inziens als volgt te
worden. Wanneer men aanneemt, dat de eerste klasse ambtenaar een all
round archiefman behoort te zijn, gespecialiseerd in de behandeling van de
oudere archieven en uitgerust met enige kennis omtrent de nieuwere, kan de
tweede klasse archiefambtenaar gespecialiseerd zijn op het terrein der moderne
archieven. Dat het verband met de oude archieven voor deze categorie amb
tenaren niet verloren mag gaan, is evident; hiervóór wees ik er reeds op, dat
men het tegenwoordige niet bevat zonder het vroegere te kennen, en de
specialisatie mag zeer zeker niet leiden tot gedeeltelijke onbruikbaarheid.
Ons vak heeft nu eenmaal twee kanten: de historische en de administra
tieve. Dat deze beide aspecten thans nauwelijks meer door een en dezelfde
man volledig kunnen worden beheerst, is door de gang van zaken wel duidelijk
geworden, al zal bijv. bij een klein gemeente-archief de archivaris van beide
markten thuis moeten zijn. Doch in het algemeen moet er specialisatie komen,
die gezond blijft, zolang zij steunt op de basis van onze archivistischei' jbiei-
gjnselen. Wat hier en daar buiten het archiefwezen tot nu toe in de richting
van de moderne archieven gespecialiseerd wordt, is vaak niet in overeen
stemming met die beginselen, en de vrees is gewettigd, dat in die gevallen
een chaos kan ontstaan, die over enige decennia niet meer te ontwarren
zal zijn.
Hercules heeft misschien, op de tweesprong gekomen, kort overlegd wat
hem te doen stond, maar hij is daarna zonder aarzelen voorwaarts getrokken.
Deze .manoeuvre Hercules" om een tegenwoordig meer en meer gebrui
kelijke terminologie te bezigen is geslaagd gebleken en wij moeten haar
bij het bepalen van wat ons te doen staat, ook voor ogen houden: zonder
aarzelen voorwaarts. De twee wegen, die door ons ingeslagen kunnen
worden, heb ik U getoond: de ene leidt tot een voortgaan op de oude voet
met de mogelijkheid voor ogen aan een langzaam verval van krachten te
gronde te gaan, indien niet met alle macht de oude beproefde degelijke manier
van werken gevolgd wordt. De andere weg: een richting, welke de moderne
archieven ons wijzen, misschien niet zo afwisselend door aanlokkelijke uit-