63
62
gedeelte binnen het tegenwoordige grondgebied der provincie gelegen mark-
gronden. welke ingevolge de Wet van 10 Mei 1886, Staatsblad no. 104, zijn
of worden verdeeld;
15) de aan het Rijk in eigendom of bewaring gegeven archieven van
besturen van particuliere instellingen of van personen, die meer op de provincie
dan op het Rijk in het algemeen of de overzeese gebiedsdelen betrekking
hebben;
16) de aan het Rijk in eigendom of bewaring gegeven familie- of huis
archieven, die meer op de provincie dan op het Rijk in het algemeen of de
overzeese gebiedsdelen betrekking hebben;
17) de voor de bewaring bij de rijksarchieven bestemde handschriften, die
meer op de provincie dan op het Rijk in het algemeen of de overzeese gebieds
delen betrekking hebben;
18) de hiervoren niet genoemde archieven, ten aanzien waarvan dit door
Ons, telkens wanneer zulks wenselijk blijkt, wordt bepaald.
Artikel 15.
1. Indien de werkkring van één van de besturen, colleges of personen, be
doeld in artikel 14 onder 1, 6 en 13, zich over het grondgebied van meer dan
één provincie heeft uitgestrekt of uitstrekt, is de rijksarchiefbewaarplaats in
de hoofdplaats van de provincie, waarbinnen het bestuur, het college of de
persoon gezeteld heeft of zetelt, tot bewaring van de archieven bestemd.
2. Indien aan het Rijk in eigendom of bewaring zijn gegeven de archieven
van een in meer dan één provincie gelegen waterschap, veenschap, veenpolder
of onderdeel ervan, is de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van de
provincie, waarvan Gedeputeerde Staten toezicht uitoefenen op het bestuur
van het waterschap, veenschap of veenpolder of het onderdeel ervan, tot
bewaring van die archieven bestemd.
Artikel 16.
In een rijksarchiefbewaarplaats, als bedoeld in artikel 11, lid 4, berusten
de archieven door Ons, met afwijking van de artikelen 13 en 14, daartoe aan
gewezen, met dien verstande dat de archieven, bij artikel 14 bedoeld, binnen
de betreffende provincie moeten blijven berusten.
Artikel 17.
1. De Archiefraad stelt, met inachtneming van artikel 5, lid 1, telkens
wanneer dit wenselijk blijkt, vast welke archieven van organen, diensten, be
drijven en instellingen van het Rijk en van de provincies of één van bun
functionarissen zullen worden overgebracht naar de daarvoor bestemde rijks
archiefbewaarplaatsen, zulks na overleg met de instanties, die met de zorg
voor deze archieven zijn belast. Het besluit van de Archiefraad behoeft de
goedkeuring van de Minister van Algemene Zaken en van de minister, wien
het besluit aangaat.
2. De Algemene Rijksarchivaris is belast met de uitvoering van deze be
sluiten van de Archiefraad.
3. De kosten van overbrenging naar de rijksarchiefbewaarplaats komen
ten laste van het orgaan, de dienst, het bedrijf of de instelling, in lid 1 bedoeld.
Artikel 18.
Ten aanzien van de registers van de Burgerlijke Stand, van de griffie ener
rechtbank overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats, is de beheerder dier
bewaarplaats de bewaarder in de zin van de derde titel van het eerste boek
van het Burgerlijk Wetboek en is. ten aanzien van die registers, deze be
heerder, in plaats van de griffier, belast met het doen der door de wet
voorgeschreven kantmeldingen.
Artikel 19.
1. De Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Hoge Col
leges van Staat dragen zorg voor hun archieven, voorzover deze niet zijn
overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats.
2. Een algemene maatregel van bestuur regelt de wijze, waarop deze zorg
zal worden uitgeoefend.
Artikel 20.
1. De ministers dragen zorg voor de archieven van hun departementen en
van de onder hen ressorterende organen, diensten, bedrijven en instellingen,
voorzover zij niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats.
2. Een algemene maatregel van bestuur regelt de wijze, waarop deze zorg
zal worden uitgeoefend.
Artikel 21.
1. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de archieven van de provinciale
besturen en de onder hen ressorterende organen, diensten, bedrijven en in
stellingen, voorzover zij niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaar
plaats.
2. Een algemene maatregel van bestuur regelt de wijze, waarop deze zorg
zal worden uitgeoefend.
Artikel 22.
1. De Algemene Rijksarchivaris heeft toezicht op de zorg voor de archie
ven van alle organen, diensten, bedrijven en instellingen van het Rijk en van
de provincies.
2. Hij is uit dien hoofde bevoegd deze archieven te inspecteren, van hoe-
danige aard zij ook zijn en waar zij ook worden bewaard. Zij, die met de
zorg voor deze archieven direct of indirect zijn belast, verlenen hun mede
werking.
3. Is de plaats, waar de archieven zich bevinden, tevens een woning of
alleen door een woning toegankelijk, dan wordt deze tegen de wil van de
bewoner niet binnengetreden dan op schriftelijke last van de Minister van
Algemene Zaken, welke last bij het binnentreden wordt getoond. Van het
binnentreden wordt door de binnentredende proces-verbaal opgemaakt, dat
binnen twee maal vier en twintig uur door hem in afschrift wordt medege
deeld aan degeen, wiens woning is binnengetreden.
4. Van elke inspectie brengt de Algemene Rijksarchivaris verslag uit aan
de minister wien het aangaat en wel, ingeval dit niet de Minister van Algemene
Zaken is, door diens tussenkomst.