60 5. In deze wet wordt met rijksarchiefbewaarplaats mede aangeduid de algemene rijksarchiefbewaarplaats, tenzij anders blijkt. Artikel 12. 1. Tot Algemeen Rijksarchivaris en tot rijksarchivaris is alleen benoem baar hij die voldoet aan de eisen, ingevolge artikel 8, lid 1, vastgesteld voor de benoembaarheid tot wetenschappelijk ambtenaar, en bovendien met goed gevolg in de faculteit der letteren en wijsbegeerte of in die der rechtsgeleerd heid het doctoraal examen heeft afgelegd aan een universiteit als bedoeld in de artikelen 70 en 184 van de Hoger Onderwijswet. 2. De rijksarchivaris in de provincie wordt bijgestaan door tenminste één ambtenaar, voldoende aan dezelfde voorwaarden als in het vorige lid gesteld Artikel 13. In de algemene rijksarchiefbewaarplaats berusten de volgende archieven: 1de archieven van de voormalige algemene besturen; 2) de archieven van de besturen, wier rechten of functies op de onder 1 genoemde besturen zijn overgegaan; 3) de archieven van de tegenwoordige algemene besturen, voorzover zij niet onder die besturen berusten; 4) de archieven van de besturen, wier rechten of functies op de onder 3 vermelde besturen zijn overgegaan, voorzover zij niet onder laatstgenoemde besturen berusten; 5) de archieven van de colleges of personen, wier werkkring zich over het Rijk in zijn geheel of over het grootste gedeelte ervan heeft uitgestrekt of uitstrekt, voorzover zij niet onder die colleges of personen berusten; 6) de archieven van de colleges of personen, wier rechten of functies op de onder 5 vermelde colleges of personen zijn overgegaan, voorzover zij niet onder laatstgenoemde personen of colleges berusten; 7) de archieven van de voormalige of tegenwoordige besturen van de over zeese gebiedsdelen, voorzover zij zich niet in de overzeese gebiedsdelen bevinden; 8) de archieven van de besturen van voormalige rijksdelen of overzeese gebiedsdelen, voorzover zij niet met die rijksdelen of overzeese gebiedsdelen zijn overgedragen; 9) de aan het Rijk in eigendom of bewaring gegeven archieven van be sturen van particuliere instellingen of van personen, die meer op het Rijk in het algemeen of de overzeese gebiedsdelen dan op één provincie in het bij zonder betrekking hebben; 10) de aan het Rijk in eigendom of bewaring gegeven familie- of huis archieven, die meer op het Rijk in het algemeen of de overzeese gebiedsdelen dan op één provincie in het bijzonder betrekking hebben; 11) de voor de bewaring bij de rijksarchieven bestemde handschriften, die meer op het Rijk in het algemeen of de overzeese gebiedsdelen dan op één provincie in het bijzonder betrekking hebben; 12) de hierboven niet genoemde archieven, ten aanzien waarvan dit door Ons, telkens wanneer zulks wenselijk blijkt, wordt bepaald. 61 Artikel 14. In de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van een provincie berusten de volgende archieven: 1de archieven van de voormalige provinciale en departementale besturen; 2) de archieven van de besturen, wier rechten of functies op de onder 1 vermelde besturen zijn overgegaan; 3) de archieven van het tegenwoordige provinciale bestuur, voorzover die niet onder dat bestuur berusten; 4) de archieven van de besturen, wier rechten of functies op het onder 3 vermelde bestuur zijn overgegaan, voorzover die niet onder laatstgenoemd bestuur berusten; 5) de archieven van de besturen van voormalige zelfstandige landschappen of instellingen, wier werkkring zich over het tegenwoordige grondgebied der provincie of over een gedeelte daarvan heeft uitgestrekt, en wier rechten of functies op het Rijksbestuur zijn overgegaan; 6) de archieven van de colleges of personen, onverschillig of zij in dienst van het algemeen of het provinciaal bestuur stonden of staan, wier werkkring zich over het tegenwoordige grondgebied der provincie of over een gedeelte daarvan heeft uitgestrekt of uitstrekt, voorzover zij niet onder die colleges of personen berusten; 7) de archieven van de colleges of personen, wier rechten of functies op de onder 6 vermelde colleges of personen zijn overgegaan, voorzover zij niet onder laatstgenoemde colleges of personen berusten; 8) de aan het openbaar gezag overgedragen kerkelijke doop-, trouw- en begraaf boeken en de schepentrouwboeken, dagtekenende van vóór de in voering van de Burgerlijke Stand, en de gedeelten der zogenaamde gaarders- archieven, die aantekeningen omtrent geboorte, trouwen, sterven en begraven bevatten, voorzover zij afkomstig zijn uit de gemeenten, welke tot de provincie behoren; 9) de ingevolge artikel 22 van het Burgerlijk Wetboek naar de griffies der arrondissements-rechtbanken overgebrachte registers van de Burgerlijke Stand met hun bijlagen en daarbij behorende jaarlijkse en tienjaarlijkse alfa betische tafels, voorzover zij afkomstig zijn uit de gemeenten, welke tot de provincie behoren, en zij niet op bedoelde griffies berusten; 10) de registers der overledenen, opgemaakt ingevolge de Ordonnantie op het recht van successie van 4 October 1805, voorzover zij afkomstig zijn uit gemeenten, welke tot de provincie behoren; 11) de registers van eigendomsovergangen, bedoeld in het Koninklijk Be sluit van 24 November 1932, Staatsblad no. 560, voorzover zij afkomstig zijn uit de gemeenten, welke tot de provincie behoren: 12) de archieven van de voormalige wees- en momboirkamers van gemeen ten in de provincies, die geen eigen gemeente-archivaris en geen doelmatige archiefbewaarplaats hebben; 13) de voor bewaring in een rijksarchiefbewaarplaats bestemde archieven van gemeenten, waterschappen, veenschappen, veenpolders of onderdelen er van, die binnen de tegenwoordige provincie zijn gelegen; 14) de archieven, behorende tot het beheer der geheel of voor het grootste

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1951 | | pagina 5