80
81
worden en alsdan o.a. ook een ambtelijk rapport van de Algemene Rijks
archivaris mr Bijlsma voor beschouwing in aanmerking zou komen. Dit laatste
stuk komt in afschrift ook voor in het over de benoeming van een rijksarchi
varis in Zeeland handelend dossier uit het archief van de Nederlandsche
Kultuurraad, dat eveneens terecht gekomen is bij het Rijksinstituut voor Oor
logsdocumentatie. Ook afgezien van het feit dat ik tot de oud-leerlingen
van mej. Felix behoor, lijkt het mij niet gewenst in het kader van dit artikel
tamelijk recente beoordelingen van vakgenoten over hun collega's af te druk
ken, temeer daar de opzet van dit artikel is de houding van het nationaal-
socialisme tegenover het archiefwezen in het licht te stellen.
Samenvattend diene dat de pro-duitse secretaris-generaal van het Departe
ment van O., W. en K., prof. Van Dam, op 11 December 1943 aan de
president van de Nederlandsche Kultuurraad (het college dat vooraaanstaande
nationaal-socialistisch georiënteerde Nederlandse intellectuelen omvatte) prof.
dr G. A. S. Snijder, schreef, dat hij, o.a. naar aanleiding van het advies van
mr Bijlsma, voornemens was dr Unger, archivaris van Middelburg, tot rijks
archivaris in Zeeland te benoemen. ,,Ten eerste omdat ik meen in dit geval
aan een man de voorkeur te moeten geven boven een vrouw en ten tweede
omdat in wetenschappelijk opzicht dr linger verre uitsteekt boven mej. Felix".
Prof. Snijder was het hiermee eens en wees er verder in een brief aan Meer
kamp op, ,,dat de bekwaamheden van mej. dr Felix niet voor het Rijksarchief
in Zeeland verloren gaan, wanneer de heer linger benoemd wordt. Er moeten
dus wel zeer speciale argumenten aanwezig zijn wil men haar tot Rijksarchi
varis benoemen in plaats van dr linger". Uit het zeer vertrouwelijk antwoord
dat de oud-rijksarchivaris in Zeeland, destijds burgemeester van Middelburg,
op Nieuwsjaarsdag 1944 aan Snijder schreef, volgt hier de spil van zijn be
toog: ,,Van bijzonder belang voor het archiefwezen acht ik den geestelijken
inslag van Mej. Felix. Een omvangrijke en diepe kennis der philosophie
maakte haar ontvankelijk voor de beginselen van het nationaal socialisme,
waarvan zij een overtuigd aanhangster is geworden. Ook het archiefwezen
zal steeds meer arbeid ten bate van bredere volkslagen te verrichten krijgen
en juist een geleerde als dr Felix bezit de geschiktheid om geheel aan de
nieuwere eisen te Voldoen. Tijdens mijn ambtsperiode besprak ik met haar
plannen om volksche waarden van groot belang uit de archieven te voorschijn
te halen. Ik ben er van overtuigd, dat zij dit denkbeeld met lust en energie
zal verwezenlijken als zij de positie heeft verworven, die haar naar mijn
overuiging ten volle toekomt. De geest van het corps archiefambtenaren dient
zich ingrijpend te wijzigen. Mej. Felix acht ik wèl, Dr Unger niet in staat
hierbij leiding te geven*). De gelegenheid doet zich thans voor een sleutel
positie te bezetten op een wijze, die het volk zoowel als de wetenschap ten
goede zou komen. Daarom oordeel ik het in de hoogste mate gewenscht, dat
Mej. Dr D. A. Felix wordt benoemd tot Rijksarchivaris in Zeeland".
Deze brief van Meerkamp bewerkte bij Snijder de ommezwaai: op 22 Ja
nuari schreef hij aan Van Dam, dat hij „meer positief aan Mej. Felix de
voorkeur geeft". De Kultuurraad, waarin Meerkamp ook zitting had, volgde
intussen de volte face van de president niet, aangezien op de „stafbespreking"
Bedankt voor het compliment, kameraad! (W.S.U.).
van 3 Februari 1944 „na uitvoerige beschouwingen" werd afgesproken, „dat
prof. Van Dam een benoemingsbeschikking van Dr Unger met het dossier
ter medeparaaf aan Dr Vollmar (sic) zal zenden om af te wachten of deze
bezwaren maakt". Of dit judicium de houding van prof. Van Dam beïnvloed
heeft kan ik niet beoordelen. Intussen vroeg hij aan dr B. Vollmer, als leider
der Abteilung Archivwesen van het Generalkommissariat für Verwaltung und
Justiz, toestemming om dr Unger te benoemen. Daar de tweede candidate dr
Felix lid der N.S.B. was, vroeg dr Vollmer op 11 Februari 1944 de mening
van de Abteilung für niederlandische Personalangelegenheiten van het G. K.
f. V. u. J. te Apeldoorn, „Für Fraulein Dr Felix sprechen ihre gute Kenntnis
der Bestande des Reichsarchivs und ihre politische Einstellung. Wahrend
gegen die Verwendung qualifizierter weiblichen Krafte in einem wissenschaft-
lichen Betrieb keine Bedenken bestehen, empfiehlt es sich nicht entgegen den
bisherigen Gebrauch eine Frau an die Spitze einer provinzialen Behörde zu
stellen. Die wissenschaftlichen Leistungen der Bewerberin würden ausserdem
eine derartige aussergewöhnliche Beförderung nicht begründen. Der Stadt-
archivar Dr Unger hat dagegen alle erforderlichen Eigenschaften für die Be-
kleidung der Stelle auf zu weisen. Seine umfragreichen Veröffentlichungen
seien besonders hervorgehoben Op 15 Februari 1944 berichtte de Abteilung
Niederlandische Personalangelegenheiten, dat bij de benoeming van een rijks
archivaris Vollmer eigenmachtig kon paraferen, zoals hij dan ook inderdaad
21 Februari in deze ten gunste van dr Unger deed. Diens benoeming volgde
29 Februari daaraanvolgende. Daarop ontving dr "V28 Maart 1944
een op 14 Maart te 's-Gravenhage gedagtekend protest van Mus
serts gemachtigden voor onderwijs, kunsten en wetenschappen (prof. Jeswiei)
en voor het bibliotheekwezen (Ouwerling), dat de benoeming van dr Unger
door Van Dam zonder goedkeuring van de Leider was gebeurd en deswege
krachteloos zou zijn en strijdig met de verordening van de Rijkscommissaris van
30 Januari 1943, waarbij het Staatspolitiek Secretariaat der Nationaal-Socia-
listische Beweging der Nederlanden in het openbaar bestuur werd ingescha-
Dr Vol mm er nam toen dadelijk contact op met Staatssekretar dr dr F. Wim-
mer en verzocht op 30 Maart 1944 de Abteilung Niederlandische Personalan
gelegenheiten te Apeldoorn deze zaak af te doen. „Da die Antwort vermutlich
zur Kenntnis von Fraulein Dr Felix gelangt, bitte ich lediglich zum us
druck zu bringen, dass den grundsatzlichen Bedenken des Ministeriums ür
Erziehung, Wissenschaft und Kulturverwaltung, eine Frau an die
einer Provinzialbehörde zu stellen, zugestimmt worden sei Op 5 April 1
berichtte daarop Althaus, hoofd der Abteilung für niederlandische Personal
angelegenheiten, dat dr Unger rechtmatig door Van Dam benoemd was krac -
tens 2 al. 1 Vo. 108/1940 (vierde verordening betr. bestuursrechtelijke
maatregelen), terwijl de vereiste Duitse paraaf verkregen was. „\or Erteilung
des Sichtvermerks bedurfte es keiner Anhörung der Leitung der N.S.B., a
nach einer mit Herrn Van Geelkerken getroffenen Vereinbarung diese An
hörung nur dann erfolgt, wenn es sich um eine Ernennung handelt, für die
der verstarkte Sichtvermerk im Sinne der Anordnung vom 17. Februar 1942
vorgeschrieben ist".
Deze documenten tonen aan, dat de zakelijke rapporten van Nederlandse