74 75 (Bulletin des Lois no. 345) en is voor de opsporing der in appèl gewezen vonnissen en eventuele processtukken van het grootste belang. Het moge derhalve hier nog eens een plaats vinden10). Departement Zuiderzee Monden van de Maas Boven-IJssel Monden van de IJssel Friesland Wester-Eems Ooster-Eems Rechtbank der hoofd plaatsen waarvan ge appelleerd wordt Amsterdam Den Haag Arnhem Zwolle Leeuwarden Groningen Aurich Rechtbank voor welke het appèl moet gebracht worden Keizerlijk Hof Keizerlijk Hof Amsterdam Arnhem Zwolle Leeuwarden Groningen (alléén gedurende 1811) Voor het zuiden van ons land (Zeeland en Noord-Brabant), reeds eerder bij Frankrijk ingelijfd, was er, wat de strafzaken betreft, eveneens appèl van de rechtbanken van het arrondissement op de rechtbank van de hoofdplaats van het departement, maar van deze laatste op de rechtbank te Antwerpen krachtens art. 26 van het Keizerlijk decreet van 8 Nov. 1810, houdende een „reglement wegens de organisatie der rechterlijke macht en der regtspleging in de Departementen van de Monden van den Rijn, de Monden van de Schelde en het arrondissement Breda", terwijl van de civiele vonnissen appèl was op het Keizerlijk Gerechtshof te Brussel, na 1813 op het Hooggerechtshof in Den Haag. Praktisch van veel meer belang is echter de wijziging, in 1813 tot stand gekomen. Bij Souverein Besluit van 15 Dec. 1813, no. 5, houdende vereeniging van Brabant en Zeeland met de Vereenigde Nederlanden, werd bij art. 4 bepaald dat alle (civiele, correctionele en criminele) zaken, aanhangig voor het Hof te Brussel of de rechtbank te Antwerpen, zouden worden afge daan door het Hooggerechtshof in Den Haag. Art. 5 en 6 bepaalden, dat het arrondissement Breda bij het Departement van de Monden van den Rijn werd gevoegd^ en dat er van de rechtbank te Breda appèl zou zijn op de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Bij art. 7 werd tenslotte bepaald dat van vonnissen, in eerste instantie door de rechtbank te 's-Hertogenbosch gewezen, appèl was op de rechtbank te Middelburg, en omgekeerd van die van Middel burg op 's-Hertogenbosch. Voorzover oorlogsomstandigheden dit niet mogelijk maakten, was er appèl op het Hooggerechtshof in Den Haag. Noch in de Zeeuwse, noch in de Noordbrabantse inventaris vindt men van deze nieuwe regeling gewag gemaakt. Tenslotte nog een enkele opmerking. Het verdient aanbeveling, in den inventaris mede te delen, welke registers ingevolge art. 5 van het K.B. van 10) In de 7 onderstaande Hollandse departementen ging het appèl in civiele zaken van de rechtbanken en de rechtbanken van koophandel naar het Keizer - ^l®t0e1rn H°og-) Gerechtshof in Den Haag krachtens Keizerlijk Decreet van 18 Oct. 1810, art. 56 (niet art. 103, zoals de Zuidhollandse inventaris aangeeft). 28 Aug. 1919 S. no. 547 in de archiefdepots der rechtbanken en kantonge rechten zijn achtergebleven. De Friese inventaris (I.R.A., I, 1928) heeft dit zeer stelselmatig gedaan, evenals de Zeeuwse. De Noordbrabantse en Lim burgse rijksarchivarissen daarentegen hebben deze bepaling van art. 5 terzijde geschoven en gelukkig initiatief! verscheidene registers overgenomen, die na 30 Sept. 1838, respectievelijk 31 Dec. 1841, doorlopen. Nog beter ware het echter, indien voortaan bij koninklijke besluiten, ge lastende overdracht van rechterlijke archivalia naar de rijksarchiefdepots, werd bepaald, dat dergelijke registers, die over de tijdgrens heen reiken, wel worden overgedragen, omdat zij in de archieven der rechtbanken en kanton gerechten van generlei nut hoegenaamd zijn, en alleen kans lopen bij een of andere gelegenheid te worden opgeruimd. De thans van kracht zijnde bepaling, die ook voor de overgenomen notarieele archieven geldt, heeft tot gevolg - om een voorbeeld te noemen dat van een notaris, die van 1820 tot 1844 een repertorium heeft gehouden, dat één deel vormt, dit repertorium niet mag worden overgenomen, zodat het gehele naar het rijksarchief overgebrachte gedeelte van het archief van dien notaris, lopende tot 15 October 1842, prak tisch nagenoeg onbruikbaar is. Voor de rechterlijke archieven geldt mutatis mutandis hetzelfde. A. HAGA.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1951 | | pagina 12