104
DE KAPITTELARCHIEVEN IN HET RIJKSARCHIEF
TE UTRECHT*).
II
105
De kapittelen plachten hun archieven te bewaren bij de kerk, waaraan hun
college verbonden was. Bij de Dom was een archiefkamer ingericht boven
het oostelijk portaal, dat toegang naar de kloostergang geeft0). Toen de
substituut-archivarius des Rijks jhr mr J. C. de Jonge in 1823 het archief van
de Dom bezocht, moest hij zich naar de Domkerk begeven om daar door een
zware deur in de kooromgang en langs een akelige, zoals hij zegt, stenen trap
de archiefkamer te bereiken. Hier trof hij de oude charterkast nog aan10).
Gelijk bij de Dom was het bij de andere kapittelen. Dat van St. Pieter bezat
een archiefbergplaats in het nog bestaande kapittelhuis ten Zuiden van het
choor der kerk, dat omstreeks 1650 een daar reeds bestaand huis verving en
toen voor secretaris-woning bestemd werd. Het kapittel van St. Jan bezat
een archiefkamer boven de westelijke vleugel van het pand, maar dit werd
in de jaren 1681 1683 geheel afgebroken. Een nieuwe bewaarplaats kan
volgens Calkoen, die de kapittelarchieven nauwkeurig heeft doorzocht, niet
worden aangewezen. In 1825 bevond een deel zich in een gesloten vertrek,
een ander deel op de zolder. Ook het kapittel van St. Marie had een archief-
kamer en wel boven het zuiderportaal der kerk, dat ongeveer tussen de
oostelijke vleugel van het nog bestaande pand en het tegenwoordige gebouw
van Kunsten en Wetenschappen moet hebben gelegen. Het kapittel van Oud
munster alleen, welks kerk in 1587 op last van het stadsbestuur is afgebroken,
heeft zich toen in de voormalige St. Paulusabdij gevestigd11) en zijn archief
daarheen medegenomen. Ik vermoed, dat dit archief reeds in 1811 naar het
kapittelhuis van St. Pieter is overgebracht om zo ruimte te maken voor de
rechtbank, die zich in de voormalige St. Paulusabdij kwam vestigen en daar
de vertrekken zowel van het vroegere Provinciale Hof als van het kapittel
in gebruik kon nemen.
Met de in bezit neming van de kapittelgoederen werd de Inspecteur-gene
raal der Domeinen te Utrecht E. Temminck belast en voor het beheer dier
goederen had hij natuurlijk bij de lopende administraties het meeste belang
Zal hij zich aanvankelijk weinig om de kapittelarchieven hebben bekommerd,
al spoedig kreeg hij aanleiding om zich ook daarmede te bemoeien. Bij het
archief van het kapittel van St, Jan is de correspondentie bewaard van de
voorlopige beheerder der goederen van dit college mr J. van Doelen, en
daarbij bevinden zich ook enige brieven van Temminck over deze aangelegen
heid12). Die aanleiding heeft bestaan in een aanschrijving van de Intendant-
generaal der Financiën Gogel om terstond de archieven der gesupprimeerde
kapittelen en der Duitse orde, hun bibliotheken, oudheden en zeldzaamheden
Zie hiervóór p. 71 vlg.
Mr S. Muller Fz., De Dom van Utrecht, blz. 22.
10) Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, 1922, II, blz. 279. De kast is
thans in het Rijksmuseum.
Archief Aartsbisdom Utrecht, III (1876), blz. 310.
12Deze correspondentie berust in het archief van het kapittel van St. Jan onder
Inv. no. 869.
op behoorlijke inventaris en tegen regu over te nemen. De archieven moesten
worden overgebracht onder de archivarius Van Wijn13), de bibliotheken en
oudheden bij den Raad van Administratie der Hollandsche bibliotheek in Den
Haag. Van Doelen, die van 1771 af kanunnik en sinds 1800 kameraar van
het kapittel was geweest, kon aan Temmincks last om het archief te laten
inventariseren gemakkelijk voldoen, omdat hij in vroeger jaren, „toen minder
werkzaamheid hebbende en meerder aanmoediging vindende een aantal
stukken gesorteerd en in laden verzameld had en daarop een register had
gemaakt. Hij was bereid dit register ter beschikking van mr Van Wijn te
stellen, maar verklaarde voor verdere inventarisatie tijd noch lust te hebben14).
Reeds twee dagen later antwoordde Temminck hem, dat hij nader overleg
gepleegd had met de Directeur der Domeinen: de archieven moesten zo spoe
dig mogelijk met de kisten en kasten worden overgenomen en aan Van Wijn
gezonden, terwijl de bibliotheken en rariteiten misschien naar het Museum te
Amsterdam zouden gaan. Desniettemin heeft er toch een inventarisatie plaats
gevonden, waarvoor Temminck de assistentie genoot van de vroegere pro
vinciale en stedelijke archivaris van Utrecht, P. van Musschenbroek15)en
de sous-préfet te Amersfoort A. C. Snouckaert van Schauburg16)Dat Tem
minck de hulp van de eerste inriep, is verklaarbaar. Van de tweede, van huis
uit officier bij het leger, is bekend, dat hij in 1803 tot directeur der militaire
archieven werd benoemd, maar deze functie nimmer heeft aanvaard. Onder
Lodewijk Napoleon was hij o.a. intendant van de koninklijke paleizen, onder
Willem I vervulde hij verschillende hoge betrekkingen en is hij landcomman
deur der Duitse orde geweest. Met dat al moeten wij wel aannemen, dat hij
ook voor een, zij het globale, inventarisatie der kapittelarchieven geschiktheid
bezat, al blijkt niet, wat zijn aandeel in het werk is geweest. Al spoedig
waren de heren met hun arbeid gereed. Op 20 Mei 1811 ondertekende
Snouckaert de inventaris van het archief van Oudmunster, op 9 Juni die
voor St. Pieter en op 1 Augustus volgde Van Musschenbroek met de overige
drie archieven van de Dom, St. Jan en St. Marie. Daarbij is het voorlopig
gebleven: op 6 November 1811 berichtte Temminck aan Van Doelen
soortgelijke brieven zullen wel naar de andere beheerders gegaan zijn dat
hij de geïnventariseerde archieven overnam, maar dat hij deze voorlopig in
de kapittelgebouwen laten moest bij gebreke ener beschikking van hoger hand,
waarheen ze te verzenden, en evenzo vroeg hij aan Van Doelen op 10
Maart 1812 de schilderijen tot nader order bij elkaar te houden.
13) Mr Hendrik van Wijn, in 1802 tot archivarius der Bataafse republiek
benoemd, bleef met een korte onderbreking tijdens de Franse inlijving in zijn
functie werkzaam tot aan zijn overlijden in 1831. Nieuw Nederl. Biogr. Woorden
boek, IV, 1487.
14) Dat Van Doelen tot sabotage geneigd was blijkt wel hieruit, dat hij aan
een aanschrijving van Temminck om de grafboeken der Janskerk aan de maire
van Utrecht over te dragen geen gevolg gegeven heeft, al verschafte hij wel het
dubbel van het manuaal der betaalde grafrechten over 17821811. Deze registers
zijn in 1829 aan de Kerkvoogdij der Ned. Hervormde gemeente op haar verzoek
overgedragen en in 1914 van dit college voor het Rijksarchief ontvangen.
i°) Zie over Van Musschenbroek het Biogr. Woordenboek van Schotel i. v.
la) Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek, II, 1337.