142
143
van de protocollen en verbalen, welke volgens de Instructie moesten worden
aangelegd, ook niet veel over. Zodoende ontbreekt de ruggegraat van het
archief.
Op de rest, altijd nog een aanzienlijke hoeveelheid charters en stukken,
is bij de inventarisering het „dossierstelsel" toegepast, lo. omdat dit aansloot
bij het systeem volgens hetwelk de stukken oudtijds werden opgeborgen, en
2o. omdat van de inrichting van het beheer vóór 1520 weinig blijkt. Ik heb
niet begrepen wat Dr Drossaers bedoelt met „dossierstelsel", want dossiers
zijn er in het archief maair zeer sporadisch aanwezig; verreweg het grootst
aantal nummers bestaat slechts uit één charter of één stuk.
De stukken werden naar de heerlijkheden opgeborgen in cassa's of laden;
terecht heeft mej. Drossaers deze indeling hersteld. De heerlijkheden zijn
chronologisch gerangschikt naar de wijze en het jaar van aankomst, een zeer
juist gezichtspunt.
Een afzonderlijke afdeling vormen de stukken, verband houdende met
collatierechten. Zij berustten onder een afzonderlijke secretaris en het is
daarom juist hen afgezonderd te houden van de overige.
Is dus de hoofdindeling goed en duidelijk, minder doorzichtig voor de ge
bruiker van de inventaris is de onderverdeling, welke mej. Drossaers heeft
gekozen voor de stukken van elke heerlijkheid afzonderlijk. Zo worden b.v.
akten van belening met renten vermeld onder „uitgegeven renten" en akten
van belening met goederen onder „ieenzakenv; uit de beschrijving van nr 415
zou eerder een plaatsing bij „aankomsttitels" volgen dan een bij „leenzaken"
Een zeer belangrijke vraag waarop ik het antwoord niet gevonden heb is:
hoe komen de talrijke stukken, die men volgens de beschrijving in een stede
lijk archief zou verwachten, zoals privilegebrieven, afgeloste rentebrieven,
enz. in het domeinarchief en waarom zijn zij niet aian deze gemeente-archieven
teruggegeven (zie de nrs 129, 152, 396—398, 432—434, 436—449, enz.; nr
288 heeft ten minste een toelichting), en wanneer deze stukken wél tot het
domeinarchief behoren, waarom zijn zij dan niet per heerlijkheid in een af
zonderlijke groep bij elkaar gevoegd in plaats van verspreid te zijn over ver
schillende rubrieken, waar zij helemaal niet passen.
De regestenlijst loopt eveneens door tot 1581 (3533 nummers) en terecht
heeft mej. Drossaers, om een dubbele, uitvoerige beschrijving te voorkomen,
de weergave van de stukken in de inventaris zo kort mogelijk gehouden.
Is daarbij de vorm van de laatste niet wat al te veel verwaarloosd? Maar
al te vaak komen uitdrukkingen voor als „bevel", „verzoek", enz., waarbij
dus niet het stuk wordt beschreven maar de handeling. Mag men een stuk
wel beschrijven als „Verkocht" (b.v. nrs 261, 386, 486) en is een „akte be
treffende de eigendom van goederen ten behoeve van" wel Nederlands? (nr
100). Ook „overlijdensdata dezer beiden, welke beiden in het jaar 1475
vallen" (noot nr 5) kan ik niet mooi vinden. En waarom overal zo'n geheel
verschillende beschrijving van soortgelijke stukken (vgl. b.v. de nrs 520 en
521. Gelukkig is de vorm van de regesten veel correcter en verzorgder.
De samenstelling van de index, die alleen al 232 bladzijden telt, bracht
bijzondere moeilijkheden mee door zijn talrijke Franse woorden, vermengd
met Nederlandse. De phonetisch-alfabetische volgorde, welke mej. Drossaers
als richtsnoer genomen heeft, zal dan ook bedoeld zijn voor de laatste. Maar
ook bij deze zien we b.v. „Borch" en „Borg" niet bij elkaar noch „Bot" en
„Both", en Burch (Borch) heeft geen verwijzing naar Borch (Burch). Maar
misschien heeft mej. Drossaers wel gelijk dergelijke verwijzingen, waarvan
een consequente toepassing haast niet mogelijk is, niet aan te brengen; de
serieuse gebruiker vindt het gezochte toch wel.
De gemaakte op- en aanmerkingen doen niets af aan de grote waarde en
het nut van deze inventaris. Men krijgt een duidelijk inzicht in het enorme
bezit der Oranjes, gegroeid aan de goederen van Jan II van Polanen, de
eerste heer zowel van de Lek als van Breda. Met grote kennis van zaken
heeft de bewerkster bij elk hoofdstuk toelichtende noten aangebracht. De
regestenlijst met het repertorium op de leenregisters en de index bevatten
een schat van gegevens, waaruit de beoefenaars van de rechtsgeschiedenis,
de plaatselijke historie en de genealogie kunnen putten. Al deze verspreid
geraakte stukken heeft mej. Drossaers weer tot een logisch en bruikbaar ge
heel kunnen opbouwen. De historici zullen dit enorme werk waarderen en
zij zullen de regering dankbaar zijn, dat zij deze omvangrijke inventaris heeft
willen laten drukken.
Moge dit eerste deel spoedig gevolgd worden door een tweede.
W. J. FORMSMA.
M. A. Arnould, L'ancien état civil en Hainaut I, Inventaire analytique des
registres paroissiaux déposés aux archives de l'état a Mons, antérieurement
au Ier Décembre 1947. (Archives Générales du Royaume de la Belgique,
Bruxelles 1949).
In deze inventaris zijn opgenomen de retroacta van de Burgerlijke Stand
in het tegenwoordige Henegouwen, voor zover bewaard in het Rijksarchief te
Bergen. De inleiding van ruim 40 bladzijden is, hoewel alles tot in details
wordt besproken, zeer overzichtelijk en bevat niet alleen veel wetenswaardigs
voor Henegouwen, maar uiteraard ook voor geheel België, daar vele alge
mene maatregelen worden besproken. De heer Arnoula geeft o.a. een be
schrijving van de voorlopers van de Burgerlijke Stand, de wetgeving van
kerkelijke en wereldlijke kant hieromtrent en de invoering van de Burger
lijke Stand, die in de verschillende Henegouwse gemeenten zeer uiteenliep
in verband met het verloop der Franse bezetting. Daarna volgt een be
schrijving van de bewaring der registers bij onderscheidene instanties, wat
geschiedde volgens een systeem, dat zeer afwijkt van het in Nederland in
de 19de eeuw gebruikelijke, echter vrij ingewikkeld is, zodat een korte weer
gaaf hier niet goed mogelijk is Tenslotte volgt een opgaaf van oude inventa
rissen en archieflijsten, dubbelen van de registers, het indiceren van de regis
ters en een explicatie over de wijze van uitgeven.
Veel is merkwaardig voor ons wegens de verschillen, die tussen België en
Nederland bestaan. In zekeren zin is de inventaris overzichtelijker dan de
onze ooit kunnen zijn, doordat hij uitsluitend registers van Rooms-Katholieke
parochiën bevat, waarmee de gehele Burgerlijke Stand van vóór de revolutie
is uitgeput. Doopregisters van Protestanten en registers van huwelijken voor