132 HET CONSERVEREN VAN DOCUMENTEN DOOR MIDDEL VAN CELLULOSE-ACETAAT 133 Zeer uiteenlopende methoden zijn toegepast bij het conserveren van docu menten. Al deze methoden vertoonden aanlokkelijke aspecten op bepaalde punten, b.v. een eenvoudig® behandelingswijze, een goedkoop beschermend materiaal of een aanzienlijke versterking van het document, maar steeds was er een nadeel aan verbonden, dat de toepassing toch niet geheel bevredigend maakte. Soms was de werkwijze te omslachtig, soms bleek de weerstand tegen schimmels te gering of verkreeg men een document dat te dik en te zwaar werd. Zo heeft men documenten gedompeld in of bespoten met oplossingen van oellulose-acetaat of cellulosenitraat en vervolgens het vluchtige oplosmiddel laten verdampen. Het document werd dus .gevernist" maar de resultaten zijn volgens het National Bureau of Standards te Washington niet zeer bevredi gend. Een tweede methode is het opbrengen van Japans zijdepapier door middel van een stijfseldextrinelijm aan beide zijden van het document. Het uiterst sterke langvezelige zijdepapier bracht weliswaar een uitmuntende versteviging van het document mee, maar het is slechts halftransparant, waardoor de lees baarheid verminderde. Bovendien werden gewicht en volume van het document verdubbeld, resp. verdrievoudigd. Toch wordt deze methode nog veel toege past, o.a. voor kranten. De Public Library te New-York heeft er een speciale machine voor. In plaats van Japans zijdepapier wordt veel gebruikt een grof zijdeweefsel „crepeline", dat eveneens met een stijfsellijm wordt opgebracht. Het nadeel van het gebruik van stijfsellijm is, dat het behandelde document gemakkelijk aangetast wordt door schimmels en insecten, terwijl het onderzoek in ultraviolet en infrarood licht bemoeilijkt wordt. Als meest bevredigende methode hebben de National Archives te Washing ton het lamineren met cellulose-acetaatfoeiies gekozen. Deze behandelings wijze is uitvoerig onderzocht door het National Bureau of Standards en een ervaring van vijftien jaar heeft aangetoond dat het lamineren de beste methode is. Misschien zal een archivaris glimlachen over „een ervaring van vijftien jaar", maar het hanteren van onbeschermde kranten van vijftien jaar leert al spoedig van hoeveel nut het lamineren is voor houthoudende of gebleekte papieren. Alle documenten welke de National Archives ontvangen worden gelami neerd. Daartoe is in het sousterrain van het gebouw een werkplaats ingericht waar een tweetal hydraulische persen staan, welke electrisch verwarmd en met water gekoeld kunnen worden. De documenten worden tussen twee cellulose-acetaatfoeiies van ongeveer 0,0001 inch dikte gelegd, waarbij de randen der foelies iets buiten de docu- mentranden uitsteken. De drie lagen worden nu geplaatst tussen gepolijste metalen platen en in de pers gelegd. De druk waarbij gelamineerd wordt, va- rieert van 300 tot 2000 lb. per vierkante inch, de temperatuur van 150-175° C en de tijd van 3JA tot 30 minuten. Na het lamineren wordt de pers nog steeds onder druk gekoeld en eerst bij kamertemperatuur worden de gelami neerde documenten uit de pers genomen. De oellulose-acetaat is nu van weers zijden gedeeltelijk in het vezelmateriaal van het document gedrongen, maar niet zo ver dat het document geheel doordrongen is met cellulose-acetaat. In dat geval zou hetzelfde effect bereikt worden als bij drenking met een vloei stof: het document zou transparant zijn. Voor de leesbaarheid is het nood zakelijk dat de middelste vezellaag van het papier onveranderd blijft. Aan de uitstekende randen zijn de beide foelies samen gesmolten, zodat het document geheel opgesloten zit in cellulose-acetaat. Dikwijls wordt een strook binders linnen mee gelamineerd, welke geperforeerd kan worden, waardoor de docu menten in een klemband opgeborgen kunnen worden. Een patentsluiting van de klemband zorgt ervoor, dat alleen de archivaris met een sleutel het docu ment uit de band kan nemen. Door te lamineren tussen gepolijste metalen platen ontstaat een glanzend oppervlak. Wanneer men een mat oppervlak wil hebben, dient men te lami neren tussen geschuurde platen of tussen fijn kopergaas. Ieder document stelt zijn eigen eisen aan druk, temperatuur en laminerings- tijd. Daar er met documenten niet geëxperimenteerd kan worden hangt hier alles af van de ervaring van de lamineerdeskundige. Hij moet door simpele waarneming met gezicht en tastzin de juiste iamineringsomstandigheden kunnen bepalen. Hoewel het procédé in wezen zeer eenvoudig is, is de nodige ervaring slechts in het bedrijf te verkrijgen na betrekkelijk lange training. Deze training kan plaats vinden bij de National Archives en duurt zes maanden. De des kundige, bij voorkeur degene die de supervisie heeft over de werkzaamheden aan de pers, wordt dan geschoold in het beoordelen van alle voorkomende documenten, vanaf kranten tot oude kaarten. Er is een mogelijkheid dat voor een dergelijke opleiding alleen de reiskosten bestreden moeten worden, maar dat de kosten voor levensonderhoud e.d. betaald worden door de regering der V.S. Hierover kan de culturele attaché der V.S. inlichtingen verschaffen. Reeds vele landen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, b.v. Cuba, India en de meeste Zuid-Amerikaanse staten. De persen kunnen volgens een speci ficatie, welke op het Instituut voor Grafische Techniek aanwezig is, gebouwd worden door iedere fabriek van hydraulische persen. De cellulose-acetaat foelies kunnen vermoedelijk in ons land gemaakt worden. Ook hiervoor zijn specificaties aanwezig. De productie is economisch verantwoord, wanneer er 250.000 lamineringen per jaar worden verricht. Uiteraard is het niet economisch ieder document afzonderlijk te lamineren. Men sorteert de documenten naar hun papierstructuur, gladheid enz. en lami neert dan een stapel tegelijk. Het resultaat is een document dat als museumstuk in waarde is achteruit gegaan, maar dat tenminste onbeperkt hanteerbaar is en dus als archiefstuk aanmerkelijk waardevoller is geworden. Het volume van het op te bergen materiaal wordt door het lamineren weinig groter, soms zelfs geringer, het gewicht wordt verdubbeld. Een belangrijk

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1950 | | pagina 19