129
128
aangewend om stukken, der heerlijkheidsarchieven in handen te krijgen. Mr
W. C. Mees stelde in het Archievenblad (1908/1909) voor de tiendcommissies
onderzoek te laten doen naar de archieven van heerlijkheden die zich nog in
particuliere handen bevonden, waarna de Minister een circulaire verzond aan
de tiendheffers met de uitnodiging de voor hen waardeloos geworden kaar
ten en andere documenten, het tiendrecht betreffende, aan de verschillende
archiefdepöts af te staan. Zelfs deze vriendelijke uitnodiging heeft zeer weinig
succes gehad.
De overwegingen, boven vermeld, die in 1908 de regering van een algemene
maatregel hebben afgehouden, gelden ten aanzien van de bezitters nog even
zeer. Een nadere overweging maakt een wettelijk voorschrift van opvordering
en inbeslagneming in de practijk nog minder uitvoerbaar. Het zou een onmo
gelijke toestand scheppen al dergelijke archieven in rijks-, provinciale- of
gemeentelijke archiefdepöts bijeen te brengen, zoals men in 1908 van zekere
zijde wenste. Er is thans reeds ruimtegebrek en personeelstekort voor bewa
ring en inventarisatie op korte termijn.
Het is noodzakelijk een oplossing te vinden, niet met eenzijdig opgelegde
verordeningen maar in gemeen overleg met de bezitters van heerlijkheids
archieven. Onteigeningsprocedure met schadeloosstelling zou bovendien nog
het Rijk tot onnodig hoge uitgaven nopen. En met welk doel?
Het bezitsrecht, de eigendom van dergelijke stukken en archieven is voor
het Rijk toch niet de hoofdzaak? Overheidsbemoeiing is zeer gewenst in
verband met de archiefzorg. Het is toch de bedoeling van de wetgever, dat
dergelijke archieven Ie. Openbaar zijn; lie. Op de juiste wijze worden ge
ïnventariseerd en verzorgd: 111e. Ten allen tijde kunnen worden gecontro
leerd door de desbetreffende instantie en opgevraagd door een rijks- of ge
meentearchief ter nader onderzoek.
Om van het algemene op het bijzondere over te gaan: Het feit, dat de
huidige bezitter van het heerlijkheidsarchief van Heenvliet het bezit van dar
archief zo hoog waardeerde, dat hij tot inventarisatie besloot, met al de fi
nanciële gevolgen van dien, zal lang niet overal in den lande bij bezitters
van dergelijke archieven worden geconstateerd. Deze houding is in overeen
stemming met de bedoeling van de wetgever. Deze heeft hier allerminst te
maken met een onwillig bezitter, die zijn bezit verwaarloost, maar slechts met
een bezitter, die op zijn eigendomsrecht staat. Waarom deze en andere be
zitters zo op dat eigendomsrecht staan, is hierboven omstandig uiteengezet.
Nu zijn er echter eveneens bezitters van privaatrechtelijke archieven, waar
onder zich, tenminste bij heerlijkheidsarchieven, dikwijls een deel „overheids
archief" bevindt, die niet aa;n de drie bovenstaande eisen voldoen. De ene
categorie bezitters staat er onverschillig tegenover en wil niet medewerken,
een andere categorie bezitters zal aan de verwezenlijking ener goede archief-
zorg niet kunnen medewerken, hoe belangstellend zij ook zijn en hoe gaarne
zij ook zouden willen, daar hun de middelen ontbreken. Dan zijn er nog
bezitters, die de teugels in eigen handen hebben genomen en onbevoegden in
hun archief de vrije hand lieten, waardoor eventueel de laatste sporen van
ue oude ordening te loor gingen. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. De moeilijk
heid is deze categorie van heerlijkheidsarchieven mèt huis- en familie-archieven
toegankelijk te maken en de zorg daarvoor, volgens een uniform schema naar
de eisen van ieder archief afzonderlijk, aan bekwame handen toe te ver
trouwen.
Hoe kan dit nu worden verwezenlijkt?
De enige methode om deze archieven toegankelijk te maken en voor het
nageslacht te bewaren lijkt mij toe een verbod van vernietiging en vervreem
ding van deze archieven (heerlijkheids-, huis- en familiearchieven), terwijl te
gelijkertijd het eigendomsrecht van particuliere bezitters van deze archieven
daarop uitdrukkelijk erkend wordt.
Een verbod van vernietiging is m.i. vanzelfsprekend', doch een verbod van
vervreemding zal wellicht enige oppositie van de zijde der eigenaren kunnen
veroorzaken, omdat hier gesproken kan worden van een zekere inbreuk op
het eigendomsrecht. Daarom dient dit verbod van vervreemding deze uitzon
dering te kennen, dat een eigenaar, die zijn archief van de hand wenst te
doen, dit slechts kan verkopen aan de Staat der Nederlanden. Voorts zal
het nadere overweging verdienen of een verbod van vervreemding tevens
inhoudt een verbod van erflating. M.i. behoort erflating niet onder dat verbod
van vervreemding te worden begrepen. Tevens dient men de positie van het
archief vast te stellen, indien een opvolger het kasteel of de herenhuizinge
betrekt, waarin het archief is gedeponeerd, wanneer die opvolger het kasteel
of herenhuizinge door koop heeft verkregen.
Echter zou een dergelijk verbod van vernietiging, vervreemding en het
vaststellen van de openbaarheid dezer archieven zonder effect blijven, indien
geen controle instantie aanwezig is, welke op de naleving der maatregelen
toeziet. De Provinciale inspectie is daarvoor het meest aangewezen orgaan,
ware het niet, dat het huidige personeelstekort de inspectie voor een onmo
gelijke taak zou stellen. Een afzonderlijke afdeling der inspectie lijkt mij voor
deze categorie van heerlijkheids-, familie- en huisarchieven niet ondienstig,
hoewel de aanstelling van een aantal streekschaps-archivarissen een andere
oplossing zou zijn. Men moet immers van de veronderstelüng uitgaan, dat
deze categorie archieven de eerste tijd zullen blijven, waar zij zich thans
bevinden. Niet alleen het erkende eigendomsrecht der particuliere bezitters
zal een verplaatsing onmogelijk maken buiten hun wil, maar ook het ruimte
gebrek in gemeentelijke- en rijksarchiefdepöts, wanneer de bezitters verplaat
sing toestaan. Ook in dat geval zal het aanbouwen van archiefdepöts niet
alleen grote kosten met zich mede brengen, doch, indien dit mogelijk zou
zijn, moet men in de jaren van aanbouw de archieven toch in hun huidige
bergplaats laten liggen.
Een andere overweging vraagt bovendien de aandacht. De huidige tijd
maakt centralisatie van archieven en dit slaat niet alleen op heerlijkheids-,
huis- en familiearchieven in grote depóts toch al niet wenselijk.
In oorlogstijd kunnen door één bombardement de in één grote ruimte ge
centraliseerde archieven met één slag worden vernietigd, terwijl bij oorlogsge
vaar het onmogelijk is alle archieven in korte tijd te spreiden. Maar het gaat
hier niet over archiefspreiding in het algemeen. Slechts wil ik in het licht
stellen, dat voor de heerlijkheids-, familie- en huisarchieven de afzonderlijke
bewaring op verschillende plaatsen, dus het gespreid zijn van deze archieven,