39
38
meer gebruik werd gemaakt. Dat nu is geenszins het geval. Bij het overgrote
deel der door mij tot nu toe bezochte gemeenten komt men door gebrek aan tijd
en/of personeel aan vernietiging niet toe. Toch dient hieraan meer aandacht
te worden geschonken. Het zou wenselijk zijn, dat met het uitdunnen van de
dossiers uit de periode, sinds welke men het registratuurstelsel toepast, een
aanvang en ook geregeld voortgang werd gemaakt. Voor het oudere gedeelte,
zij het na 1850, toen men nog het agenda-systeem volgde, zijn vaak de inge
komen en uitgaande stukken bijeengebonden, soms in fraaie lederen banden,
en het is te begrijpen, dat men er nu tegen op ziet deze te slopen. Het is echter
de vraag, of hieraan op den duur te ontkomen zal zijn, want ook dit gedeelte
neemt bergruimte in beslag, die nuttiger gebruikt kan worden."
En verder:
"°e vernietiging van archiefstukken geeft bij de waterschappen minder zorg
dan bij de gemeenten, omdat men hier meestal niet over gebrek aan bergruimte
te klagen heeft. Toch moet gezegd worden, dat de lijst, die hier de enige
maatstaf voor de vernietiging vormt, volkomen verouderd is. Zij is nl. vast
gesteld bij beschikking van de Minister van Waterstaat van 11 Juni 1920 en
uit ervaring is mij bekend, dat zij bovendien onvolledig is en er stukken op
ontbreken, die na verloop van een zekere termijn hun waarde verloren hebben.
p herziening van deze lijst is van de zijde van het archiefwezen meer dan
eenmaal aangedrongen en zij is dan ook alleszins wenselijk te achten"
Zoals bekend, heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat herziening
aanhangig gemaakt. Omvangrijke vernietiging is zonder twijfel onontkoombaar
Maar aan de andere kant dringt zich de vraag op of het geen aanbeveling zou
verdienen te trachten althans één archief integraal te bewaren1) Zodoende
blijft ten minste één voorbeeld intact bewaard en is althans bij één admini
stratie alles aanwezig, wat misschien eenmaal geraadpleegd zal moeten wor
den Dr van de Ven wijst er verder op, dat ongeoorloofde vernietiging van
archie stukken zelfs strafbaar is: art. 361 W.v.S. bedreigt de ambtenaar, die
o.a akten bescheiden of registers, welke hij in zijn bediening onder zich
heeft, verduistert, vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, of toelaat dat
dit door anderen geschiedt, met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en
zes maanden.
Dat dit niet louter theoretisch is leert het verslag over 1948 der Gelderse
inspectie. Men hore:
„Door toevallige omstandigheden kwam mij ter ore, dat een particulier in
het bezit was van stukken, afkomstig uit het archief van het polderdistrict
Veluwe. De bezitter deelde mij mede, dat hij ze 1930 had meegenomen
uit een partij oud papier, welke toen op het bureau van de onlangs om
zijn leeftijd afgetreden secretaris van Veluwe gereed stond om vernietigd
te worden. De stukken werden mij inmiddels overgedragen. Zij dateren uit de
17e tot 19de eeuw en zijn verre van onbelangrijk; voor vernietiging komen zij
allerminst in aanmerking. Een onderhoud met de secretaris, die toen nog in
functie was, bracht niet het minste licht in de zaak. Omdat het naar mijn
(Ned.^vSJbted ?947/48e 0nZe BelgiSChe C°lle*a
mening een strafbaar feit gold ingevolge art. 361 van het W.v.S., deed ik
vervolgens aangifte bij de politie te Apeldoorn. Uit het daarop gevolgde
onderzoek is niet gebleken, dat de secretaris opzettelijk stukken uit het archief
van Veluwe heeft doen vernietigen, maar wel dat de vernietiging heeft plaats
gehad. Ongeacht eventuele verzachtende omstandigheden, is de secretaris hier
voor ambtshalve verantwoordelijk, al is er eerder nalatigheid dan opzet in
het spel geweest. Omdat de vernietiging langer dan 12 jaren geleden moet
hebben plaats gehad, was het recht van strafvervolging verjaard.
Uw College heeft dan ook gemeend, te moeten volstaan met een verzoek
aan de Dijkstoel om inlichtingen en met de opmerking, dat de vereiste zorg
voor het archief blijkbaar had ontbroken en dat dit zeer werd betreurd".
Mr van Schilfgaarde heeft het geval enigszins uitvoeriger en algemener
behandeld in „Waterschapswezen. Maandblad gewijd aan het waterschaps
wezen", 1949 p. 33. Het is goed, dat hij nog eens de aandacht gevestigd heeft op
een wettelijke bepaling, welke zeker niet aan alle archiefbeheerders bekend,
maar wel op hen van toepassing is.
DIVERSEN
Over de Kadastrale archieven en hun betekenis voor de bodemkunde doet
mej. dr A. W. Vlam mededeling in het Landbouwkundig Tijdschrift (Juli
1949). Ingesteld in de Franse tijd, was de organisatie van het kadaster om
streeks 1832 gereed. O.a. in Zuid-Holland en Noord-Brabant is het archief
hiervan naar het Rijksarchief in die provincies overgebracht. Dat er voor
onze economische geschiedenis dier jaren belangrijke gegevens aan kunnen
worden ontleend blijkt uit het artikel van dr Vlam duidelijk.
In het Huldeboek, Pater dr Bonaventura Kruitwagen O.F.M. aangeboden,
behandelt prof. Enklaar de jaarstijl van Melis Stoke en komt daarin tot de
verrassende conclusie, dat Stoke, de Paasstijl gebruikend, het jaar op Goede
Vrijdag laat beginnen. „Daarmee levert hij ons een om zijn schaarsheid kost
baar bewijs, dat dat gebruik' slechts bekend voor Dordrecht in de 15e
eeuw, zie Fruin, Handboek der chronologie p. 90 vlg. „reeds vroeg ook
in Noord-Nederland voorkwam".
Verwante onderwerpen worden behandeld door S. van der Woude: Het
calendarium van Windesheim, terwijl mej. dr I. H. van Eeghen, in een bijdrage
over een kladboekje van memoriemeesters der Oude Kerk te Amsterdam
mede over een kalender handelt.
In dit verband kunnen wij mededelen, dat van Grotefend's Taschenbuch
der Chronologie in 1948 een in 1941 opgemaakte wat uitgebreide nieuwe druk
is verschenen. U.*
Op p. 142 van jg. 53 van het Archievenblad was deze paraaf weggevallen.