27
26
stelling voor de moderne archieven in daadwerkelijke zorg om te zetten. En
daarbij zullen dan wetsbepalingen alléén niet voldoende zijn: vanzelfsprekend
is er ruimte nodig, veel nieuwe ruimte in onze rijks- en gemeentelijke archief
bewaarplaatsen, om al die archieven over te nemen, welke daarin volgens
de geest van onze Archiefwet en volgens de nieuwere inzichten werkelijk
thuis behoren. Wanneer de Overheid in deze dringende behoefte aan ruimte
niet voorziet, dan zal de hele Archiefwet met of zonder aanvullingen een
dode letter blijven; maar dan schaadt ook de Overheid een der grootste en
meest actuele belangen van haar eigen landsbestuur, en zij schaadt dan deze
belangen in zéér ernstige mate.
Zo zal aan de Archiefdienst ook het personeel ter beschikking gesteld
moeten worden, dat nu eenmaal nodig is om in de overvloed en chaos der
daar binnenstromende archieven de onontbeerlijke orde te scheppen, om
door ordening en inventarisatie deze archieven toegankelijk te maken, steeds
beschikbaar en voor gebruik gereed ten behoeve van de bestuursinstellingen,
waartoe zij behoren, steeds toegankelijk ook voor het onderzoek der mannen
van elke tak van wetenschap. Maar ook dit is een volkomen redelijke eis,
en ook hier schaadt de Overheid in ernstige mate de belangen van haar eigen
landsbestuur, wanneer zij in deze dringende behoefte aan personeel niet
voorziet.
Men zegt wel eens, dat de archivarissen „van zich moeten laten horen".
Ik ben het hiermee volkomen eens, maar dan in deze zin, dat wij van ons
moeten laten horen in de allereerste plaats bij onze eigen Overheid, telkens
wanneer wij constateren, dat de overheidsarchieven worden verwaarloosd en
verminkt door gebrek aan ruime en veilige bergplaatsen; dat wij van ons
moeten laten horen bij onze Overheid, telkens wanneer wij constateren, dat
belangrijke overheidsarchieven door gebrek aan zorg en waardering bij de
administraties tot een chaos verworden; dat wij van ons moeten laten horen,
telkens wanneer wij bij dit alles moeten constateren, dat wij, archivarissen-
ex-professo, machteloos staan tegenover al dit kwaad, omdat deze eigen
Overheid ons geen voldoende ruimte en geen voldoende personeel ter be
schikking stelt om dit kwaad te keren; en wij moeten ook niet ophouden
van ons te laten horen, totdat aan dit gebrek aan ruimte en personeel in de
rijksarchiefbewaarplaatsen een einde gemaakt is. Bereiken wij dat niet, dan
ontstaan toestanden, zoals wij die ook nu reeds kennen: waarbij in volkomen
strijd met de Archiefwet zeer belangrijke archieven van opgeheven bestuurs
instellingen worden overgedragen, niet in de archiefbewaarplaatsen van het
Rijk, waar zij volgens de wet behoren, maar naar nieuw gevormde bureaux
of instituten, zoals het Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie, waarbij men
zich dan nog practisch verheugen moet, dat deze archieven zo althans voor-
lopig geborgen zijn en geordend worden; dan ontstaan toestanden, waarbij
een geval als de bunker van Schaarsbergen practisch als een welkome op
lossing moet worden aanvaard, ofschoon daarmee het belangrijke beginsel
van de bewaring van bepaalde archieven in de rijksdepöts in de provinciale
hoofdsteden, volgens de bedoeling en de geest van de Archiefwet, geheel
overboord geworpen wordt.
Wij, in de Vereniging van Archivarissen in Nederland, moeten deze din-
gen niet willoos en zonder verzet aanvaarden: hoe zullen wij aan de
nieuwe Archiefwet en aan een nieuwe waarde en betekenis van het archief
wezen in de Nederlandse volksgemeenschap kunnen bouwen wanneer wij
aanvaarden, dat, wat door onze voorgangers tot nu toe aan inzichten en
wettelijke bepalingen werd bereikt, door de schriele praktijk wordt uitgehold
tot papieren voorschriften zonder meer, zonder reële betekenis in ons dage
lijks ambtelijk leven.
Ook wij, de archivarissen in Nederland, willen wat onze Franse en Ameri
kaanse collega's wilden en bereikten: dat de archieven vormen een zeer actieve
publieke dienst, die het belang dient van de Staat, van de Provinciën, van
de Gemeenten, het belang tevens van velerlei medeburgers en van velerlei
zaken. En dat kan alleen wanneer onze Overheid ons daartoe met de be
voegdheid ook voldoende mensen en middelen geeft.
Tenslotte zou ik nog iets willen zeggen over de archieven van onze Neder
landse gemeenten in het bijzonder. Hiervoor is de inspectie reeds geregeld;
wij moeten er ons slechts duidelijk van bewust zijn, ook in de praktijk, dat
ons recht en onze plicht tot inspectie zich uitstrekt over alle gemeente
archieven, ook over de meest moderne. Toch zouden ook voor de gemeente
archieven bepaalde aanvullingen van de Archiefwet zeer nuttig kunnen zijn.
Art. 15 van de Wet bepaalt nu, dat dat gedeelte der gemeente-archieven,
dat dagtekent van vóór 1813, naar een door het gemeentebestuur daartoe
bestemde archiefbewaarplaats wordt overgebracht. B. en W. zijn verder vol
gens dit artikel bevoegd te bepalen, welk ander gedeelte van de gemeente
archieven naar die bewaarplaats zal worden overgebracht. Deze bepalingen
behoren naar mijn mening te worden gewijzigd en aangevuld met het voor
schrift, „dat het gedeelte der gemeente-archieven, dat dagtekent van vóór
de invoering van het decimale registratuurstelsel der Vereniging van Neder
landse Gemeenten voor de ordening van de correspondentie in het archief,
wordt overgebracht naar een door het gemeentebestuur daartoe bestemde
brandvrije archiefbewaarplaats, waarvan de bouw en inrichting moet vol
doen aan door een Algemene maatregel van bestuur vast te stellen eisen".
Nu in bijna alle Nederlandse gemeenten dit Registratuurstelsel, met zijn
zegenrijke gevolgen voor orde en verzorging van althans een belangrijk deel
van het archief, in gebruik genomen is, terwijl dit stelsel bijna steeds inder
daad een zeer diep ingrijpende wijziging in de vorm der gemeentelijke archief
ordening gebracht heeft, lijkt mij, dat hiermee de meest aanvaardbare schei
dingslijn tussen het zogenaamde nieuwe en het nieuwste archief der gemeente
lijke administratie gegeven is, zowel voor het verplichte overbrengen naar de
gemeentelijke archiefbewaarplaats als voor de afsluiting van de inventaris
der nieuwe archieven.
Het 2e lid van art. 15 onzer Archiefwet bepaalt, dat de in de gemeentelijke
archiefbewaarplaats overgebrachte archieven worden beheerd door een weten
schappelijk gevormde archivaris, of „zo geen zodanig archivaris mocht zijn
benoemd, door de secretaris".
In aansluiting op deze bepaling zou een nieuw artikel uitdrukkelijk moeten
bepalen, dat de niet naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats overgebrachte
archieven blijven onder het beheer van de hoofden der gemeentelijke diensten.