16
DE HISTORISCHE BETEKENIS VAN
PLAATSNAMEN1)
depót verbonden. Om aan de bezwaren, verbonden aan het moeilijke contact
met het personeel, dat zich in de depóts bevindt, tegemoet te komen, zijn
in alle localiteiten televox-apparaten aangebracht.
Op het dak van het gebouw ten slotte is een kluis gebouwd, die door
een stalen luik van de hoogste verdieping te bereiken is en die is bestemd
voor het opbergen van Rotterdamse films.
Het depót wordt thans drooggestookt en zal nog voor het eind van dit
jaar in gebruik worden genomen.2) Hl.
2) Met een tentoonstelling: Rotterdam voor 150 jaar, is de nieuwe uitbreiding
van het Gemeente-archief aan de Mathenesserlaan in gebruik genomen. De bur
gemeester heeft de dubbele plechtigheid der indienststelling en opening der
expositie 15 Nov. 1948 te midden van een gezelschap van vertegenwoordigers van
het gemeentebestuur, van belangstellenden in het archief en van vertegenwoor
digers van vele andere gemeentelijke diensten, verricht. (N.R.C. 16 Nov. 1948).
17
Over de betekenis van de plaatsnamen voor de geschiedenis zagen vrij
recent drie belangrijke studies het licht, waarin dit op zich zelf niet nieuwe
vraagstuk weer eens nadrukkelijk naar voren werd gebracht. Op 10 Februari
1938 sprak prof. Stenton, voorzitter van de Royal Historical Society en een
der steunpilaren van de English Place-Name Society, een rede uit over „The
historical bearing of place-name studies", als eerste van een reeks referaten,
door hem tijdens de jongste wereldoorlog over dit onderwerp gehouden.2)
Kort daarop verscheen in het Zeitschrift fiir Volkskunde een artikel van
Schwarz over „Die deutschen Ortsnamen als Geschichtsquelle"3) en in
1941 hield onze Belgische oud-collega Jules Vannérus, sedert 1945 voor
zitter van de Commission Royale de Toponymie, in de Académie Royale de
Belgique een voordracht, getiteld „Toponymie et histoire"4). In laatstge
noemde voordracht werd tevens hulde gebracht aan de geniale leermeester
van Pirenne, Godefroy Kurth, die een halve eeuw geleden reeds het belang
van de plaatsnaamkunde inzag als hulpwetenschap van de geschiedenis.
Het feit, dat drie onderzoekers van verschillende nationaliteit, geheel
onafhankelijk van elkaar, hun licht lieten gaan over de historische betekenis
van de plaatsnamen, bewijst niet alleen de actualiteit, maar ook de draag
wijdte van het vraagstuk. Wanneer ik thans voor hetzelfde onderwerp een
ogenblik Uw aandacht vraag, geschiedt dit vrnl. met de bedoeling U, die
krachtens Uw ambt de schatbewaarders zijt van een belangrijk deel van
het materiaal, waar de toponymie op steunt, een wat ik een vogelvlucht
perspectief zou willen noemen te geven van de waarde van het in Nederland
tot nu toe vrij stiefmoederlijk behandelde plaatsnamenonderzoek.
Het lot is deze Asschepoester onder de Nederlandse wetenschappen inder
daad niet gunstig gezind geweest. De door het Koninklijk Nederlandsch
Aardrijkskundig Genootschap in 1885 zo enthousiast begonnen uitgave van
de Nomina Geographica Neerlandica werd na vijf jaargangen helaas ge
staakt. Evenmin heeft de poging, om de Nomina na een kwarteeuw van
rust weer nieuw leven in te blazen, aan de verwachtingen beantwoord. In
ruim twintig jaar tijds verschenen maar zes dunne afleveringen. Voorwaar
een mager resultaat, vergeleken bij de in 1925 gestarte Mededelingen en
verdere publicaties van de Vlaamse Toponymische Vereniging te Leuven en
het sedert 1927 jaarlijks verschijnend Bulletin van de Commission Royale
de Toponymie et Dialectologie, ongeacht de talrijke toponymische bijdragen
in andere vooraanstaande Belgische tijdschriften.
1) Voordracht, gehouden op de algemene vergadering te 's-Hertogenbosch op
14 Mei 1948.
2) F. M. Stenton, The historical bearing of place-name studies (Transactions
of the Royal Historical Society, 4th Series XXIXXVII, 19391945).
3) E. Schwarz, Die deutschen Ortsnamen als Geschichtsquelle (Zeitschrift fiir
Volkskunde XLIX, 1940, biz. 1—26).
4) J. Vannérus, Toponymie et histoire (Bulletin de la Classe des Lettres etc.
de 1'Académie royale de Belgique 5e série XXVII, 1941, blz. 116146).