142
en prof, dr Heike Kamerlingh Onnes, een sociologisch-getinte „Kwar
tierstaat, opgebouwd uit veel boerengeslachten" (32 kwartieren van Pie-
ter Lindenbergh, geb. Wemeldinge 1851), Familie-aantekeningen Van
Bronchorst,^ „Een vrijlatingsbrief van een lijfeigene in de Zutphensche
Graafschap De BourbonNaundorf (vrnl. gegevens over de tegen
woordige generatie) en een merkwaardig bericht over „Naturalisatie in
U.S.A. en geslachtsnaam". Kolonel J. C. P. W. A. Steenkamp, die in
1947 82 jaar werd, vervolgt zijn serie paedagogische artikels over heral
diek; het is goed, dat een heraldisch monstrum als het zgn. „wapen van
Indonesië" onmiddellijk werd gesignaleerd (blz. 94). De heer W. Gee-
nng verzorgt een aardige rubriek over buitenlandse (vrnl. adellijke) ge
slachten, waarvan afstammelingen thans in Nederland of de Overzeese
Gebiedsdelen zijn gevestigd. En de bekwame redacteur-voor-genealo
gie heeft zeker een notoire onjuistheid alsomdat het Centraal
Bureau voor Genealogie een Stichting is, die alle Rijks- en andere
genealogische verzamelingen beheert" (blz. 64) laten passeren, omdat
iedereen wel weet, dat in Nederland de particuliere eigendom qelukkiq
nog in ere is!
Gens Nostra verscheen in 1947 regelmatig tweemaandelijks tot en
met Augustus; tegen het einde van het jaar deed het Bestuur van de
Nederlandsche Genealogische Vereeniging (wier kas „zeer leeg" was) een
gestencild mededelingenblad het lioht zien, tot onderhoud van het con
tact met zijn leden. Betreurenswaardig, dat zodoende in den tweeden jaar
gang na vier dubbele nummers, evenals in den eersten na negen normale
maandbladen, de verschijning van het orgaan om financiële redenen werd
gestagneerd. Met ingang van den jaargang 1947 trad als redacteur op
de heer W. D. H. Rosier, die lange jaren ter Bibliothèque Wallonne
te Leiden werkzaam is geweest. Het is dan ook geen toeval, dat in het
eerste nummer van den nieuwen jaargang een korte opsomming van de
inhoud van de fiches-collectie der Waalse Bibliotheek een plaats heeft
gevonden. In hetzelfde nummer uit F.P.B. suggesties naar aanleiding van
het onderzoek naar „Dubbele geslachtsnamen" en haalt daarbij belang
wekkende gegevens aan uit de Memorie van Antwoord bij de begrotingen
1946 en 1947: „Het blijkt, dat in Nederland 4850 dubbele geslachtsnamen
voorkomen, welke gedragen worden door in totaal ongeveer 41.000 per
sonen. Ten aanzien van 1400 van die namen is inmiddels komen vast
te staan, dat zij rechtmatig worden gedragen door ongeveer 7500 per
sonen. Voor 113 der overige dubbele geslachtsnamen, gedragen door
1350 personen, is door den Hogen Raad van Adel tot rectificatie geadvi
seerd". De conclusie, die F.P.B. hieruit trekt; „De overige 3320 dubbele
geslachtsnamen worden blijkbaar onrechtmatig gevoerd" is stellig on
juist: het onderzoek is nog niet afgelopen en blijkbaar moeten nog .3320
gevallen worden onderzocht. Of de practische plannen van F.P.B. (o.a.
om hoge leges te heffen van hen, die een tot dusver onrechtmatig ge-
voerden dubbelen naam nu wettig willen verwerven) het zullen winnen
143
van de officiële afkeer van dubbele namen (die in elk kaartsysteem
tweemaal moeten vóórkomen), zal de tijd leren1).
Dat de Redactie actueel weet te zijn, bewijst jaargang 2, afl. 2, waarin
de heer G. H. C. Hooft een viertal artikels van compilatorischen aard en
een „Geslachtsstaat" wijdt aan P. C. Hooft, ter herdenking van zijn
overlijden in 1647. Het is misschien goed, hier stelling te nemen
tegen een onzuiverheid in gedachte en terminologie, welke anders wel
licht school zou maken: „Er moet steeds verschil gemaakt worden tussen
de naamdragers HOOFT en de nazaten van het bekende „burge
meestersgeslacht HOOFT" 2), aan het begin van het eerste artikel. Waar
schijnlijk was het Schrs. bedoeling, de leden van „andere" geslachten
Hooft tot bescheidenheid aan te manen. Hoe vooraanstaand echter het
geslacht van P. C. Hooft mag zijn geweest, genealogisch gesproken is
het toch maar „één van de geslachten" Hooft. Men kan onderscheid
maken tussen regentengeslachten en boerengeslachten, tussen adellijke
en burgerlijke, tussen Zeeuwse eni Groningse, maar er bestaat géén
tegenstelling tussen „naamdragers" en „nazaten van een burgemeesters-
geslacht".
De heren J. Heeren en C. Postma gaveni artikels van opvoedende
strekking, waarin zeer practische wenken, niet alleen voor den aanko
menden genealoog. Naast een enkele notoirlijk onrijpe publicatie (Ros-
seel) vindt men in Gens Nostra een uiterst nuttige bronnen-uitgave als
Echtscheidingen, uitgesproken door het „College van de Wetih" te Rot
terdam 17251747. Af en toe worden Boekbesprekingen opgenomen en
meestal een Vragenrubriek; de antwoorden komen blijkbaar bij de vra
gers persoonlijk binnen en worden niet gepubliceerd. Al met al biedt het
blad zijn lezers veel wetenswaardigs; het is stellig in de opgaande lijn.
Van het Mededeelingenblad van de Vereeniging ter Bevordering van
het Stamboomonderzoek voor Rotterdam en Omstreken verschenen de
nummers 4 (December 1946), 5 (Febr.), 6 (April) en 7 (Juni 1947). Het
blad ademt een fris enthousiasme voor genealogie, maar draagt nog de
onmiskenbare sporen van zijn jeugd. Zo moet de heer H. Ph. Wijngaard,
die korte stukjes over de wapens van Oud- en Nieuw-Matenesse en
van Charlois publiceerde, nog veel leren op het gebied van wapenbe
schrijving; men spreekt heden ten dage niet meer van een „band", wan
neer een schuinbalk is bedoeld, en „blauwe dwarse baren van rechts
naar links" zijn in de wapentaai nooit bekende grootheden geweest. In
tussen, het bestuur van dezen Rotterdamsen kring blijkt een open oog
De N.R.C. van 31 Juli 1948 berichtte, dat het onderzoek thans is stopgezet, daar
men het niet nuttig achtte dit minder belangrijke werk voort te zetten. (N. v. d. R.).
2) Bij de controle van de geschiedenis over Pieter's overgrootvader Willem Hooft
(1515.1572), die met vijf zoons, elk met een eigen schip, door de Sont heet te zijn
gevaren en wien de Deense koning voor die gelegenheid den tol zou hebben kwijt
gescholden, heeft het Deense Rijksarchief den Schr. met een kluitje in 't riet gestuurd:
niet in het Scheepvaartmuseum op het slot Kronborg, maar in het register van den
Oresondtol (bewaard in het Rijksarchief te Kopenhagen) moet men zoeken, of de zes
Hooft'en er wellicht „pro memorie" in staan.