54
willekeur uitgeoefend kan worden, maar als een taak die, geleid door
beginselen en beperkt door beleidvol toezicht, een groot maatschappelijk
goed is; een beginsel, ook vruchtbaar voor de geschiedbeoefening, waarin
immers voor plaatselijke krachten, zoals ook Zuid-Holland er gekend
heeft en nog kent, ruimte dient te zijn. Valt aan kleinere gemeenten de
doelmatige verzorging van oudere archieven te zwaar, dan ware te denken
aan vrijwillige samenwerking, aan exploitatie van streek-archieven krach
tens gemeenschappelijke regeling tussen gemeenten en waterschappen.
Juist in het sterk gedecentraliseerde Zuid-Holland ligt misschien in deze
richting een oplossing.
Zo zijn er allerlei punten van historisch belang en van archiefbelang,
die in de studie van den heer Smit aan de orde komen en die den lezer
tot nadenken opwekken. De schrijver verdient dan ook de dank der
belangstellenden, dat ihij het door hem verzamelde materiaal hun in deze
vorm heeft willen aanbieden. Het is te hopen dat een ook materieel
bevredigend resultaat dit initiatief zal belonen.
S. J. FOCKEMA ANDREAE.
H. M. Mensonides, hist, drs., en mr. A. T. Schuitema Meyer, Inven
taris der archieven van den senaat, de faculteiten en het college van cura
toren der 'GroningsChe universiteit. Groningen, 1947.
De archieven van de senaat, de faculteiten en het college van curatoren
der Groningse universiteit zijn op diverse tijdstippen aan het Rijksarchief
in Groningen in bewaring gegeven, waardoor in de loop der jaren ver
schillende personen aan hun beschrijving en inventarisatie hebben
gewerkt. Nadat eerst Joosting in 1891 hét senaatsarchief tot 1815 had
geïnventariseerd, hebben nadien achtereenvolgens Bos, Meilink en Poel
man zich met de beschrijving der later overgebrachte universiteitsarchie
ven bezig gehouden. Toen nu in 1941 de senaat en de faculteiten weder
om een gedeelte hunner archieven, n.l. die van 18771930, naar het
Rijksarchief hadden overgebracht, kwam het verlangen op naar een
geheel nieuwe inventarisatie van alle in bewaring gegeven archieven.
Hiermede belastten zich in 1944 de heren Mensonides en Schuitema
Meyer, toentertijd resp. volontair aan het gemeente- en Rijksarchief te
Groningen, die reeds het volgend jaar met hun arbeid gereed kwamen.
De nieuwe inventaris betekent voor hen, die belangstelling hebben
voor de archieven der Groningse academie, inderdaad een welkome aan
winst. Niet slechts vindt men hier nu alle archieven tot omstreeks 1930
bijeen en zijn zij veelal uitvoeriger en dikwijls nauwkeuriger beschreven
dan vroeger gebeurd was, ook is de gebruiker gebaat bij de overzichte
lijke wijze, waarop de bewerkers de archieven thans hebben ingedeeld.
Zo hebben .zij 'het archief van de senaat en van de faculteiten gesplitst in
het archief van de Hogeschool van Stad en Lande, dat van de keizerlijke
universiteit en dat van de rijksuniversiteit, een splitsing, die gegrond is
op het verschil in inrichting der universiteit in de perioden vóór, tijdens
en na de inlijving van ons land bij het Franse keizerrijk. Bij het archief
van het college van curatoren hebben zij slechts onderscheiden tussen
55
het archief van het college van curatoren vóór 1812 en dat na 1815,
aangezien bij de inlijving bij Frankrijk het college van curatoren werd
opgeheven om eerst weer in 1815 te worden hersteld. Met deze hoofd
indeling van genoemde archieven kan ik mij .geheel verenigen, evenals
trouwens met de meeste gevormde onderafdelingen. Nochthans heb ik
bezwaar tegen de indeling van het archief van de Hogeschool van Stad
en Lande in: a. Rector en senaat, b. Forum academicum, c. Faculteiten.
De rechtspraak van de senaat als academische rechtbank wordt n.l. in de
eerste plaats aangetroffen in de acta senatus, weshalve de processtukken
en andere losse stukken van dit forum niet van het archief van rector
en senaat gescheiden hadden mogen worden, maar aldaar een onder
afdeling hadden moeten vormen.
Ook met de indeling van de stukken van het forum academicum ben
ik het niet geheel eens. Zo hadden de „Stukken betreffende geschillen
over de competentie van het foruim academicum", daar zij het forum meer
in het algemeen betreffen, beter aan de overige stukken kunnen vooraf
gaan. Voor een aparte onderafdeling „Stukken van financieelen aard"
schijnt mij geen reden te zijn; de inv. nos. 128 en 129. die hieronder
gebracht werden en die de onkosten betreffen, door de stadsadvocaat
gemaakt bij het inwinnen van informatiën voor de senaat, behoren bij de
processtukken van het forum of de ingekomen stukken van de senaat,
waarbij ze zich trouwens ook tevoren bevonden.
Behalve deze, zijn er nog wel enige andere opmerkingen te maken.
Zo is het bijvoorbeeld niet duidelijk, waarom de ene maal doctorale
bullen (inv. nos. 5658) in het „Aanhangsel" van het senaatsarchief
zijn opgenomen, terwijl een andere keer een bul (inv. no. 507) bij de
afdeling „Stukken betreffende studenten" is gevoegd; zo is bij de jongere
alba studiosorum (inv. nos. 447460) nagelaten mede te delen, dat zij
gedeeltelijk zijn uitgegeven; enz.
Weinig zin schijnt het mij tenslotte te hebben dat bij de archivalia, die
reeds vroeger beschreven zijn, telkens de oude inventarisnummers worden
vermeld. Immers men blijkt hier niet te doen te hebben met de numme
ring van de inventarissen van Joosting en Meilink, zoals deze gedrukt zijn
in de Jaarboeken der Rijksuniversiteit te Groningen van 1890/1891 en
1909/1910, maar met een nummering, die later, nadat deze inventarissen
waren aangevuld en uitgebreid, is aangebracht.
Afgezien van deze enkele tekortkomingen meen ik, dat de heren Men
sonides en Schuitema Meyer ons een keurige inventaris geschonken heb
ben, die mede door de heldere inleidingen, welke aan de beschrijving der
archieven voorafgaan, een handige gids zal blijken te zijn voor degenen,
die een onderzoek in de Groningse universiteitsarchieven willen instellen.
L. J. NOORDHOFF.
Argief Jaarboek vir Suid-Afrikaanse Geskiedenis. Zesde en zevende
Jaargang. Kaapstad 1942, 1943.
Een korte aankondiging moet volstaan voor deze beide tijdens de
oorlog verschenen Jaarboeken met hun wel enigszins misleidende titel