50
landbouwwerktuigen (als b.v. de ploeg) de vorm mede bepaald kunnen
hebben. Op oude kaarten zijn de percelen vaak nauwkeurig aangegeven;
tot- oplossing van alle genoemde vraagstukken zal dus uit de archieven in
de loop der tijden nog een schat van gegevens bijeengebracht kunnen
worden, waarvoor aller medewerking gaarne wordt ingeroepen.3
A. W. VLAM,
De grote president der Verenigde Staten Franklin D. Roosevelt heeft
niet alleen een rol van uitnemend gewicht gespeeld in de geschiedenis
der States en van de wereld, hij heeft ook voor het werk dat ons dier
baar is een plaatsje gehad in zijn hart. feen artikel in The American
Archivist van Jan. 1943 en de verslagen der door hem gestichte Franklin
D. Roosevelt Library brengen daarvan getuigenis.
Toen het nieuwe gebouw voor de nationale archieven van Amerika zijn
voltooiing naderde, bestond bij de leiding de vrees of de archieven van
het State Department en van het War Department daaraan zouden wor
den overgedragen. Het eerste verliep boven verwachting vlot, maar het
War Department toonde daartoe weinig neiging. De staatsarchivaris,
R. W. D. Connor echter wist hiervoor de belangstelling te wekken van
den president door hem the nation s most eminent amateur-archivist"
genoemd -met wiens medewerking het aanvankelijk verzet van den
war secretary werd gebroken. De Amerikaanse vereniging van archivisten
benoemde Roosevelt in 1941 tot erelid; in zijn bedankbrief zinspeelde
deze op zijn belangstelling voor de maritieme geschiedenis 'der V. S. - hij
was zijn carrière begonnen als assistant secretary of the Navy en de
geschiedenis van zijn geboortestreek. En hij uitte zijn instemming met de
verdubbeling der stukken door de mikrofilm en verzekerde, dat onze Ame
rikaanse zustervereniging op zijn voortdurende steun zou kunnen rekenen
"in the fine work which it is doing".
In 1938 stichtte Roosevelt de F. D. Roosevelt Library, die was bedoeld
te zijn "the principal research center for the study of the period of his
Presidency". Al zijn "presidential papers" zouden daar worden bewaard.
Daarnaast vonden tal van andere dingen hem betreffende of van 'hem
afkomstig daarin een plaats: handelsboeken van R.'s voorvaderen (1715
1832), journalen en andere documenten betreffende de marine (1775 tot
zijn tijd), en tail van andere van uiteenlopende aard. Doch bij zijn dood
was de massa der presidentiële papieren nog niet overgebracht; er rezen
moeilijkheden en hun definitieve bestemming is, blijkens het verslag der
Library over 1946/47, nog niet bepaald. IJ.
51
BOEKBESPREKING
Smit. De Zuidhollandsche Weeskamers. Alphen a/d Rijn, 1946.
VIII - 95 bi., 8o.
De heer Smit heeft zich in het laatste tijdperk zijner functie aan het
Algemeen Rijksardhief vooral bezig gehouden met de bewerking van de
archieven der talrijke en belangrijke ardhievem der weeskamers in Zuid-
Holland; de beschrijvingen daarvan heeft hij nog nagenoeg kunnen vol
tooien. Het is begrijpelijk dat de afronding dezer werkzaamheid hem
nog ter harte gaat; en het is een gelukkig versdhijnsel, dat hij, naast de
energie, oök de mogelijkheid heeft gehad het resultaat zijner algemene
studie op dit gebied, te uitgebreid voor bewerking als algemene inleiding
tot de inventarissen, afzonderlijk te publiceren. Dit geschrift ligt thans
vóór ons.
Aan de behoefte, de individuele verschijnselen in ruimere samenhang
geplaatst te bezien, voldoet het werk ten volle. De schrijver vat zijn taak
zeer algemeen op. Hij geeft ons een algemene commentaar over de over
heidsbemoeiingen inzake wezen van een vroeg tijdperk af, de eerste op
komst van weeskamers, de regelingen van het erfrecht tegen het einde
der 16e eeuw, de districts-weeskamers of weeskeuren, de functie der
weeskamers, de invloed der revolutionaire wetgeving, de opheffing der
weeskamers en de liquidatie van hare administraties van Rijkswege, met
een verhandeling betreffende de weeskamerarchieven aan het slot. Deze
ietwat heterogene stof is overzichtelijk ingedeeld en duidelijk behandeld.
Wie informaties over de weeskamers begeerde kon in de laatste jaren
terecht bij het proefschrift van mr De Gou over de Haagse weeskamer.
Het geschrift van Smit is hiernaast geenszins overbodig. Het beslaat een
ruimer terrein, maar ook: het is historisch beter gefundeerd. Wat niet
behoeft te verwonderen bij dezen vorser, die zijn aandacht jaren lang op
het onderwerp heeft kunnen richten.
Als historicus is de heer Smit in zijn element. Maar bij de behandeling
van juridische zaken schiet hij weer enigszins tekort. Over de vragen
van aasdoms- en schependomsrecht weet hij niet veel verhelderends te
zeggen (al is het te waarderen dat de wording der desbetreffende Staten
besluiten hier nader bezien wordt). Zwak is ook het eerste gedeelte,
waarin enige verwarring is te bespeuren tussen: le. het geleidelijke invoe
ren van de toelaatbaarheid van testamentaire erflating, 2e. 'het „droit
d'aubaine" van den landsheer op de nalatenschappen van bastaarden,
vreemdelingen (of althans een heffing daaruit), 3e. de plicht en het
recht van den landsheer of lagere overheid tot zorg voor of toezicht over
de „personae miserabiles", waaronder de wezen aanvankelijk gepaard
met een vruchtgenot van de goederen dier personen, een recht sedert
tot de ouders der minderjarigen beperkt en 4e. het verbod over leen
goed of ander eigendom onder bijlzondere rechtsband bij testament te
beschikken, van welk verbod de leenheer tegen betaling ontheffing placht
te geven. Uit elk dezer hoofden kan bemoeiing van den graaf met min
derjarigen en hun boedels voortspruiten; en van dat alles kan men sporen
historisch-geografe bij de
Stichting voor Bodumkartering.
PRESIDENT ROOSEVELT EN HET ARCHIEFWEZEN
Voor uitvoeriger gegevens zij verwezen naar een artikel van drof. dr C. H. Edelman
in het Landbouwkundig Tijdschrift (59e jaargang blz. 85-95) getiteld: „Iets over veld
namen en perceleringen".