24
waardigste archiefstukken voor instructieve doeleinden blijvend ten toon
waren gesteld. Voorts bleek dit depót ook voor de Noord-Nederlandse
geschiedenis belangrijke archivalia te bevatten, o.a. het cartularium van
de abdij Floreffe, welke abdij eertijds over een aanzienlijk goederenbezit
in Noord-Brabant beschikte. Vervolgens werd een bezoek gebracht aan
het historisch museum van de Société archéologique de Namur, waar
dr. F. Courtoy, de vroegere conservator van het Staatsarchief, onze gids
was. Na de lunch stond een beklimming van de citadel op het programma.
Halverwege schetste dr. Rousseau in een korte, doch meesterlijke toe
lichting de wording van de stad Namen en haar uitgebreide verdedigings
werken, hierbij talrijke herinneringen oproepend aan de oude betrekkingen
met Noord-Nederland.
Maandagmorgen vertrokken wij in gezelschap van den voorzitter der
Belgische Vereniging, dr. Bril, en den onver-moeiden secretaris, dr. A.
Grünzweig, uit Brussel naar Antwerpen. Hier werden wij verwelkomd
door dr. E. Sabbe, conservator van het Staatsarchief, en diens adjunct
drs. A. Jamees, benevens door den gemeente-archivaris prof. dr. F. Block-
mans. Eerst begaven wij ons naar het kort geleden ingerichte Rubens
huis, waar de conservator, de heer Rutten, ons op geestige wijze toe
sprak en ons vervolgens door het oude woonhuis van den vermaarden
schilder-diplomaat rondvoerde. Zijn tot de Nederlandse archivarissen
gerichte verzoek, hem fotocopiën te willen toezenden van brieven of
andere bescheiden betreffende Rubens, voorzover deze zich in Neder
landse archieven mochten bevinden, 'brengen wij hier gaarne over. Na
een bezoek aan het Antwerpse raadhuis en het aldaar gevestigde
gemeente-archief met even vlotte als vermakelijke explicatie van prof.
Blockmans, gevolgd door een gezellige afscheidslunch, waarbij onze
Voorzitter, mr. B. van 't Hoff, een warm woord van dank bracht voor
de genoten gastvrijheid, brak voor verschillenden onzer het ogenblik aan,
de terugreis naar Nederland te ondernemen. Zij, die later vertrokken,
vonden nog gelegenheid onder leiding van den heer Jamees de heer
Sabbe was helaas door het geven van college verhinderd het Staats
archief te bezichtigen. Hier bewonderden wij onder meer de uiterst prac-
tische betonnen archiefrekken met verplaatsbare planken, waarvan de zij
wanden tevens tot versterking van de vloeren dienen. Als eindindruk van
de gehele excursie namen wij mee, dat het meerdaagse contact met onze
Belgische collega's, mede dank zij de voorbeeldige organisatie, ook wat
de materiële verzorging betreft, niet alleen zeer aangenaam, maar ook
zeer vruchtdragend geweest is, en dat het de basis heeft gelegd voor
een nauwere samenwerking tussen onze wederzijdse verenigingen.
H. HARDENBERG.
25
RIJKSINSTITUUT VOOR OORLOGSDOCUMENTATIE
Het Directorium verzoekt ons opneming van het volgende:
In de vergadering der Vereniging van Archivarissen in Nederland
van 23 Mei 1947 heeft de heer C. Bloemen blijkens het in dit blad1)
voorkomende verslag, een voordracht gehouden over ,,Het historisch
motief als criterium voor de vernietiging van archivalia". De heer Bloemen
verklaart hierin onder meer, dat hij ontkent, dat het werk van het Rijks
instituut voor Oorlogsdocumentatie' van betekenis zal blijken te zijn voor
de latere historicus, die meer onbevangen en onpartijdiger tegenover de
gebeurtenissen van onze tijd zal komen te staan dan het Rijksinstituut.
Ondergetekenden mogen, als Directorium van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie, in de eerste plaats verklaren, dat het hun in hoge
mate bevreemdt, dat de heer Bloemen aan het Directorium niet kennis
heeft gegeven, dat hij van plan was de werkzaamheid van het Rijks
instituut in deze vergadering in kleinerende zin te behandelen; evenzeer,
dat hij hun niet een verslag van zijn rede heeft doen toekomen. Deze
tekortkomingen geven de verklaring, waarom het Directorium niet eerder
op de uitingen van de heer Bloemen heeft gereageerd.
In het kort komen de beschouwingen van de heer Bloemen hierop neer:
het Rijksinstituut heeft bepaalde tendenzen; het verzamelt o.a. wel „alle"
(sic) bereikbare gegevens omtrent de activiteit van de N.S.B., maar het
doet dit niet om objectief de bronnen bijeen be brengen, maar om duide
lijk te maken, welk een afschuwelijke rol de N.S.B. heeft gespeeld.
Daardoor is het Rijksinstituut uitermate subjectief, en de uitdrukking
van een bepaalde stroming in de Nederlandse samenleving.
Het Directorium meent tegen dit alles een ernstig protest te moeten
laten horen. Het vestigt in het bijzonder de aandacht op de mededeling
van de heer Bloemen, dat het alle bronnen verzamelt (excusez du peul),
maar dat het dit op subjectieve wijze doet. Alle bronnen en tóch subjec
tief, dit lijkt ons een vreemde subjectiviteit. De heer Bloemen geeft hier
door eigenlijk al toe, dat hij zich versproken heeft, en in plaats van sub
jectief objectief bedoelt. In elk geval is de voorlichting van de heer Bloe
men niet op objectieve gegevens gegrond: hij deelt ons immers zelf mee,
dat zijn kennis omtrent de werkzaamheden van het Rijksinstituut „uit
publicaties in de dagbladen" is geput. Wij weten niet, welke publicaties
de heer Bloemen bedoelt, wèl weten wij, dat het uitermate lichtvaardig
(uit wetenschappelijk oogpunt) moet worden geacht, alleen op derge
lijke oncontroleerbare berichten af te gaan; zou de heer Bloemen niet
beter gedaan hebben t.a.v. het Rijksinstituut met zijn vernietigingsrede
over het vernietigen van archivalia te wachten tot hij objecieve - om-
de woorden van de heer Bloemen te gebruiken: volstrekt onpartijdige -
gegevens bij het Rijksinstituut zelf had verkregen, dat, blijkens artikel 1
A Zie Ned. Archievenblad 1946/47 p. 118 vlg. Zie echter ook t.a.p. p. 110-11. (Noot
van de Redactie).