152 Heraldiek. Van de wapenboeken, waaronder verscheidene in prachtige banden, moge hier worden vermeld een exemplaar van de bekende Wapens der Hollandsche Ridderschap, afkomstig uit de collectie Steen kamp en door C. B. op een recente veiling aangekocht en twee hoogst belangwekkende deelen met wapens van leden der Vereeniging van Over- ijselsche en Geldersche Studenten5) aan de Leidsche Hoogescbool (17de eeuw), tijdens den oorlog door een goed Nederlander aangekocht, om die voor het Vaderland te behouden en inu onlangs aan het Rijk geschon ken. Een galg en een balkende ezel geven hier en daar aan, dat een student zich had misdragen. De vitrine van Alba Amlcorum, eveneens voor het meerendeel eigendom van jhr. van Beresteyn, was een lust voor het oog. Van de tentoonstellingsstukken, ontleend aan Familie-archieven, mogen eenige adelsbrieven, huwelijkszangen, begraafbriefjes en een begrafenisleesceel worden genoemd naast een gezegelde boedelscheiding en akte van huwelijksche voorwaarden. ,,Ter opluistering" was nog een vitrine met penningen aanwezig: penningen, geslagen of gegraveerd ter gelegenheid van zilveren, gouden of diamanten bruiloften, met de portretten of de wapens der echtelieden; daarnevens enkele algemeene huwelijkspenningen, waarin alleen namen en data behoeven te worden ingevuld, en eenige gedenkpenningen. De Uitgeverij was vertegenwoordigd door een complete serie van Nederlamd's Patriciaat. Al met al bood de tentoonstelling een uitstekende illustratie van de openingsrede van den voorzitter; ieder ingewijde beseft, welk een noeste arbeid van alphabetiseeren en indiceeren ficheerennaast de catalo giseering van aanwinsten op het gebied van bibliotheek en handschriften verzameling er moet worden verricht om de rijke bronnen, welke aan C. B. toebehooren of waarover de Stichting de beschikking heeft ver worven, voor den onderzoeker toegankelijk te maken. E. C. M. PRINS. Eén hiervan was geëxposeerd ter Jubileumtentoonstelling ter eere van het 50-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde (,,De Nederlandsche Leeuw") in 1933, onder No. 414a. 153 BOEKBESPREKING S. Fockema Andreae, Hoofdlijnen van waterschapsrecht. Een hand leiding tot de studie van het publieke recht en het waterschapsrecht voor bestuurders en ambtenaren van waterschappen. Tweede druk, Alphen aan den Rijn, 1946. De moeilijkheid bij het schrijven van deze handleiding moet geweest zijn, dat de waterschappen zoowel territoriaal als functioneel zooveel verschillen opleveren met de publiekrechtelijke rechtspersonen, met name de provincies en gemeenten, waarbij in het bijzonder de overheids bemoeiing tot uiting komt. Er moest dus uiteengezet worden, wat de plaats is van het waterstaatsrecht in het publieke rechtsleven, de moge-, lijke conflicten met andere territoriale gemeenschappen en hoe deze te omzeilen. Wij meenen dat de schrijver met zijn op alle bladzijden blijken de beheersching van de stof, met zijn bondige en heldere stijl daarin uit nemend geslaagd is. Het werkje is verdeeld in een deel, dat als algemeene inleiding kan worden opgevat, een ander gedeelte, dat de verhouding van Staats- en Waterschapsrecht behelst, en tenslotte komen wij aan de grootste moot, de behandeling van bestuur en bevoegdheden van de waterschappen. Wanneer wij een bezwaar naar voren zouden willen brengen, dan is het dat de schrijver; o.i. gepoogd heeft het geheele bestuursrecht in een zeer beperkt kader samen te vatten. Daardoor staan er ook zaken in, die in een op de praktijk gerichte publicatie wel gemist hadden kunnen worden, of waarvan de hoofdzaken slechts in enkele trekken konden worden aangegeven. Daartoe rekenen wij de kwestie van het formeele en het materiëele wetsbegrip op blz. 45 en de Bijzondere rechterlijke instanties op blz. 53. Tuchtrechtspraak en arbitrage zullen immers wel alleen ter wille van de volledigheid zijn opgenomen. Dit streven naar kortheid is verder aanleiding, dat de titel van „Com missaris der Koningin" is ingekrompen tot „Commissaris". Vermoedelijk om niet in ambtelijke stijl te vervallen, is het gevolg dat wij op blz. 5 lezen van den „Commissaris der provincie Drenthe". Was het niet beter geweest om het nu weer in eere herstelde „Commissaris der Koningin in de provincie Drente" te bezigen? Deze opmerkingen doen niet af aan onze erkentelijkheid nu een zoo goede en tegelijk praktische handleiding voor het waterschapsrecht te hebben. De lezers van dit tijdschrift zullen misschien het eerst een blik werpen op de bladzijden, die zijn gewijd aan het oude waterschapsrecht, en dan een gevoel van teleurstelling niet kunnen onderdrukken. Inder daad. de geschiedenis komt hier slechts nu en dan om den hoek kijken en is door den schrijver teruggedrongen tot de bescheiden plaats, die haar in dit verband toekomt. G. J. TER KUILE jr.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 23