142 Toch moet er wel ernstige twijfel ontstaan aan de „grafelijkheid" van deze rekening van 1308, wanneer men de positie van Amstelland in dit jaar beziet In 1297 erkent graaf Jan I het leenheerschap van den bisschop van Utrecht voor de goederen; van Amstel praktisch niet meer. In het jaar 1300 beleent graaf Jan II zijn broeder Guy met de goederen van Aemstel etc. voor den tijd van zijn leven, doch indien Guy -een bisdom ontving zou hij deze goederen wederom aan den graaf moeten afstaan. In deze oorkonde staat niet met zooveel woorden wie die inkomsten dezer goederen genieten zou, al is het aannemelijk, dat Guy deze verkreeg. Duidelijk wordt deze opvat ting bevestigd in de oorkonde van Maart 1305 (v. Mieris II p. 47), waarbij bisschop Guy erkent dat zijn broeder Jan „die vrucht, die bladinge ende alle die vervallen van alle die goede van Amestelle ende van Woerden voirseyt, nyet langher. en heeft gegeven dan te sinen wille, ende te sinen wederseggen". Het behoeft hier nauwelijks vermeld te worden dat Amstelland eerst in 1317, na den dood van bisschop Guy, aan den graaf van Holland terugkwam, nadat bisschop Guy hem op 11 October 1311 geheel Amstelland wederom in pand qeqeven had (v. Mieris II p. 121). a 3 De eenige die dus een rentmeester in Amstelland kon aanstellen was zooals het ook met het baljuwschap het geval was, bisschop Guy. De rekening van 1308 kan dan ook niet anders zijn dan een rekeninq afkomstig van den rentmeester van bisschop Guy. Dat het constateren van dit feit ook belangrijke gevolgen heeft voor de geschiedenis van de vorstelijke (bisschoppelijke) administraties, wordt aanstonds duidelijk voor degenen, die de colleges van prof. Oppermann gevolgd hebben. Genoemde hoogleeraar wees in zijn colleges altijd op het feit dat de administratie zich in het bisdom Utrecht zooveel langzamer en later out- wikke ld heeft dan in het graafschap Holland. Het blijkt dus dat bisschop uy reeds in de jaren 13061308 een behoorlijk geregelde administratie in Amstelland bezat. De bisschoppelijke administratie staat dus wat de financiën betreft zeker niet achter bij de Hollandsche. Te" e™de de juistheid van mijn opvatting na te gaan, is er gezocht naar de herkomst van de rekening. Het schijnt nu dat deze uit het Rijks archief te Utrecht aan het Algemeen Rijksarchief is overgedragen, het geen uit archivalisch oogpunt gezien volkomen juist mag heeten, daar mstelland in 1317 weer aan de grafelijkheid teruggekomen is, als gevolg waarvan ook het archief had behooren overgedragen te zijn. Het ontwikkelingsproces van „bisschoppelijke" tot „grafelijke" reke ning is voltooid door opname van de rekening onder die van de qrafelijke domeinen; juister ware het wellicht haar, tezamen met de baljuwsreke- ning van 1305-—1307, onder te brengen bij de „rekeningen van de hooqe eerlijkheden, later aan de grafelijkheid overgegaan", of bij „domeinen, bestemd tot onderhoud van verwanten van den graaf", waardoor het karakter van beide rekeningen beter tot zijn recht zou komen, dan nu geval kan zijn. j w GROESBEEK. 143 Paragraaf 1 der Handleiding spreekt van „geschreven, gedrukte en geteekende bescheiden". Dat ook gedeeltelijk geschreven, gedeeltelijk gedrukte bescheiden mogelijk zijn weten wij in dezen aan een ware formulierenziekte lijdenden tijd maar al te goed. Dat evenwel in de 17e eeuw er reeds notarissen waren, die voor bepaalde acten formulieren gebruikten, was mij onbekend tot ik onlangs in een der na zeven jaren onderduiken weer voor den dag gehaalde Dordtsche nctarieelc proto collen zulk een formulier aantrof en wel voor een acte van huur en verhuur van weiland. Het formulier is alleen voor dergelijke acten geschikt, doch kan door eiken notaris en in elke plaats, daarvoor gebruikt worden. Ik laat het begin en einde der acte in quaestie, die gepasseerd is voorden notaris Hans Smits, die van 1656 tot en met 1678 de pracfijk te Dordrecht heeft uitgeoefend en daarna tot 1700 te Rotterdam, hier volgen. De gedrukte woorden zijn in hoofdletters, de geschreven woorden in kleine letters gedrukt. COMPARERENDE OP DATO DESER, VOOR MIJ ONDER GESCHREVEN, BY DEN EDELEN HOVE VAN HOLLANDT GEADMITTEERT NOTARIS, BINNEN Dordrecht RESIDERENDE, ENDE DEN GETUYGEN NAERGENOEMPT Marinus van der Lisse als rentmeester van d'Edelen Heer van Foreest, eerste rekenmeester van Hollant ende Westvriesland, DE WELCKEH VERKLAERDEN YERHUERT TE HEBBEN AEN Pieter Dircxs, Langewech, wonende op den dorpe van Sillershoeck, DIE MEDE COMPARERENDE DE HU ERE BEKENT BY DESE de Nombre van drie mergen weijlants, gelegen aen den Hoecksen wech in Outstrien ENDE DAT VOOR EENEN TIJDT VAN drie ACHTER-EENVOLGENDE JAREN DA ER VAN HET eerste derde JAER VERSCHIJNEN) SAL Kers misse xvjc drie ende t' sestich daernaer aen den anderen volgende VOOR DE SOMME VAN t' seventich carolus guldens van xx stuivers •tstuck DES JAERS GEVENDE TOT DIEN EYNDE ONWEDERROEPELIJCKE LAST ENDE PROCURATIE BY DESE, AEN Abraham Hoogbrugge, Willem van Ravesteijn ende Jacob Mierboom, ALLE PROCUREURS VOOR DEN SELVEN HOVE ENDE RADE, OMME HIER INNE TE CONSENTEREN, MET BELOFFTEN VAN GOET, BONDIGH EN VAN WAERDEN TE HOUDEN, ENDE TE DOEN HOUDEN ALLES WES BY DE VOORNOEMDEN GECONSTITUEERDENS UYT KRACHTE DESER SAL WERDEN GEDAEN EN GEHAN- DELT, METTE KOSTEN, MEDE VAN EXECUTIE. IS 'T NOOT, ONDER GELIJCKE VERBANT ALS VOREN. ALDUS GEDAEN EN GEPASSEERT BINNEN Dordrecht, TER PRESENTIE VAN Aerts Jochums van Gent ende Jan Frans Beudt, ALS GETUYGEN HIERTOE VERSOCHT, DIE DE MINUTE DESER, NEVEN DE GEDRUKT FORMULIER VOOR NOTARIEELE ACTE 1) doorgehaald. 2) Aldus veranderd uit: VERSCHENEN.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 18