80
beschrijven. Geen van hen had de ordening van het archief tot een bevre
digend einde kunnen brengen.
Na het vertrek van Guljé stond het archief formeel onder den secretaris,
maar in feite was er niemand die er naar omkeek. Duidelijk komt dat uit
bij het bezoek, dat de bekende Fransche schrijver Henri Havard en J. W.
Baron de Constant Rebecque in 1877 aan het Bredasche archief brachten,
In het Algemeen Handelsblad van 23 November 1878 is tegen de in
boekvorm verschenen beschouwingen van Havard42) door den burge
meester van Breda in zeer weinig heusche bewoordingen gepolemiseerd.
In zijn repliek van 25 November d.a.v. handhaafde Havard zijn uitlatin
gen ten volle: „Ce qui impo-rte ce sont les archives de Breda. Ce que je
puis affirmer sans crainte d'etre démenti (et je n'étais pas s-eul dans ma
visite), c'est que ces archives, quand je les visitais, étaient sans archiviste,
sans inventaire, sans classement. Des paquets de lettres jonchaient ouverts
les tables laissant déborder leur contenu, des amas de livres trainaient
dans les coins, des regis-tres moisissaient par ter-re, on marchait sur les
documents".
Ook in den Gemeenteraad waren ernstige klachten gerezen over den
toestand van archief en bibliotheek en dit, gevoegd bij de reactie die
Havard's bezoek teweeg had gebracht, maakte dat het Gemeentebestuur
in 1879 eindelijk tot daden overging. In dat jaar sloot de gemeente een
overeenkomst met J. H. H i n -g m a n, commies-chartermeester aan het
Rijksarchief in Den Haag, waarbij deze zich tegen een vergoeding van
f 500.verbond „ihet oud-archief te catalogiseeren en naar eisch te
rangschikken". In 1884 was de inventaris gereed en gedrukt, en den 28
October van dat jaar schreef Hingman een uitvoerig rapport aan Burge
meester en Wethouders.43) Wij lezen daarin o.m., dat het archief van
de Weeskamer voor het grootste gedeelte tevoren al overgebracht was
naar de Algemeene Commissie van Liquidatie van de voormalige Wees-
en Momboirkamers te 's-Gravenhage. Op initiatief van Hingman zijn die
stukken ma de opheffing der Commissie in 1879 vooralsnog in Den Haag
gebleven -en geordend, en later vereenigd met de in Breda achtergebleven
fragmenten van dit archief. Zij zijn vervolgens in Hingman's inventaris
van het stadsarchief beschreven. Afgezien van de beschrijvingen van de
rechterlijke- en nieuwe rechterlijke archieven zijn wij voor de raadpleging
der stukken nog al-tijd op Hingman's arbeid aangewezen.
Dienzelfden 28 October 1884 schreef hij een 'brief aan den secretaris
der gemeente, daarbij de aandacht vestigend op de Kon. Besluiten van
8 Maart 1879 S. no. 40 en van 9 October 1883 S. no. 141, inzake de over
brenging van de rechterlijke archieven.44) Hij adviseerde, teneinde ver
brokkeling te voorkomen, den Minister van Binnenlandsche Zaken te
verzoeken bet rechterlijk archief aan de gemeente in bewaring te geven.
Het Kon. Besluit eischt daarvoor -een eigen archivaris en de beschikking
over -doelmatige lokaliteiten. Aan het eerste van die vereischten was niet
81
voldaan en wat het tweede betreft, wie de oude inrichting van het
gemeentehuis uit eigen aanschouwing kent -of, zo-oals schrijver dezes bij
geruchte vernomen heeft hoe de toestand onder -den archivaris Corst-ens,
dus tot 1925, geweest is,45) di-e zal begrijpen, dat het nogal wat voeten
in de aarde had alvorens de bedoelde archieven in bewaring gegeven
konden worden.
Hingman wist bovendien niet, dat wat wij het „Rechterlijk Archief"
noemen, toen al verbrokkeld was. In 1803 waren bij de oprichting van de
Ho-o-ge Vierschaar tal van deelen, betrekking hebbend o-p -de lage -en
crimineele jurisdictie van de schepenbank, naar dat College overgebracht.
Daartoe behoorden veel processtukken in crimineele zaken, die nu niet
meer aanwezig zijn.46) Na de opheffing van de Ho-oge Vierschaar in
1811 zijn -die de-elen afgedragen aan de Rechtbank in eersten aanleg en
vervolgens aan -de Arrondissementsrechtbank.47) In 1882 zijn zij door
den griffier van dez-e rechtbank aan den Rijksarchivaris overgegeven.
Evenwel was er een niet onbelangrijk gedeelte in Breda achtergebleven,
dat in 1884 d-oor Hingman in diens inventaris beschreven is. Voorzoover
Hingman deze uitdrukkelijk als stukken van rechterlijken aard had aan
geduid, zijn zij in 1887 aan het Rijk overgedragen. Op het in 1885 door
Burgemeester en Wethouders gedaan verzoek om het rechterlijk archief
aan de gemeente in bewaring te -geven, werd door den Minister niet inge
gaan. Niettemin waren er nog verschillende paperassen in Breda achter
gelaten, die in 1932 met d-e inbewaa-rgeving door het Rijk van het archief
der schepenbank daarmede vereenigd zijn en dus, zoo zou men kunnen
zeggen, eo ipso aan het Rijk in -ei-gendom zijn overgegaan.
Tot het rechterlijk archief behooren thans behalve de transportregisters
of „vestboeken" van de stad ook di-e van de dorpen van -de voormalige
Baronie van Breda, voorzoover lo-opende tot 1717, te weten van Alphen
en Chaam, Baarle, Gilze en Rijen, Ginneken en Bavel, Prinsenhage, de
Eeninge van Rijsbergen, alsmede Terheiden. De reden -daarvan is, dat
daarmede het ge-heele archief van de in 1717 opgéheven vestkamer,
bestaande -uit vestboeken, protocollen van procuratiën en attestatiën, van
verpachting van tienden, verko-oping van schaarhout e.d. zaken, -hersteld
is. Die maatregel is ook van praktisch belang, omdat de oude repertoria
zoowel de vestboeken van de s-ta-d als die der zeven banken ten platten-
lande betreffen.
In de jaren, die op de periode van Hingman's werkzaamheid volgen,
lezen wij -in -de -gemeenteverslagen in -eentonige herhaling, dat het oud
archief naar behooren was geïnventariseerd en dat het zich in ordelijken
staat bevond. In 1892 en 1893 schenen Burgemeester en W-ethouder-s
zich echter te hebben afgevraagd of het archief als centrum van lokale
gescheidbeoefening -geen vasten archivaris noo-dig had. Het gevolg was,
i4. Havard, La Hol-lande pittoresque. Le coeur du pays (ParisAmsterdam
187-8). blz. 413.
43G. A. Breda: Inv. in hs., no. 1556 bis.
44) G. A. -Breda: -Inv. in hs., no. 155-6 bis.
45) -De heer Corstens is in 1925 overleden en in 1926 opgevolgd door mej. D C.
Mijnssen.
46) Zie den Inventaris-191-8 van het Rechterlijk Archief (getypt).
47A. Reigersman. Inventaris van de registers en stukken, afkomstig van de voor
Maart 1811 bestaand hebbende regterlijke ligchamen te Breda (Breda, 1877).