70 op zeker bert en-de rondomme in de Audientiecamer, om daeraen te han gen- de documenten van der sta-dtsreke-ningen". 54) Uit aanteekeningen in onderscheidene rekeningen van deze jaren blijkt, dat de bijlagen tot de rekeningen door middel van een koord aan die haken hingen en zoo tot een lias vereenigd werden: „Die papieren, acqtiy- ■ten ende andere documenten ter verificatie ende ontlasti-nge van de tegen woordige rekeninge dienende, sijn geënfileert aen een filace, particuliere tot des-e administratie gemaect ende gebleven in bewaernisse van der stadt". De oudste lias met quitanties en andere bijlagen, die de verschillende be legeringen overleefd heeft, dateert van 1638; de notitie over de wijze, waarop die liassen tot stand kwamen, toont aan dat zij ook al in 1575 bestaan hebben, maar waarschijnlijk door oorlogsgeweld te niet zijn gegaan. In normale tijden was het archief dus verspreid over de kerk en het stadhuis, en in dit laatste gebouw over de schepenkamer en die van den secretaris; in tijden van oorlog en oorlogsgevaar werden evenwel bijzon dere maatregelen genomen. Toen de stad in 1577 door de Staatschen onder den graaf van Hohenlohe belegerd werd, heeft men zich de moeite getroost om op een beveiligde plek in het Stadhuis een nieuwe archief bewaarplaats in te richten. Na het beleg kreeg de metselaar opdracht „sekere secrete plaetse toe te metsen, daer men der stadt pampieren ende geschriften in 't belech van der stadt van Breda in heeft bewaert voer brant ende on gevalle."15) A d r i a a n H a v e r m a n s, die van 1637 tot 1653 griffier ge weest is, arbeidde op andere -en voor de wetenschap vruchtbaarder wijze dan Van de Corput. Hij heeft alles verzameld en afgeschreven, wat hem juridisch belangrijk voorkwam. Daardoor zijn verschillende geschriften bewaard gebleven, die rechtshistorisch van gewicht zijn, getuige de bijla gen van het West-Brabantsche erfrecht van prof. mr. E. M. Meijers (Haarlem, 1929). Hij wist naar alle waarschijnlijkheid beter dan iemand anders uit d-e 17-e en 18-e eeuw den weg in het archief; niet alleen heeft hij stukken verzameld, die de administratie van zijn tijd raakten, privileges, oorkonden en die bescheiden, waaruit wij het materiëele en het formeele recht kunnen 1-eeren kennen, maar ook de deelen van het rechterlijk archief vertoonen de sporen van zijn werkzaamheid. De eerste zes deelen van de Crimineele rol van de schepenbank (vanaf 1560) heeft hij met iroraeinsche letters gemerkt en met die letters in zijn geschriften aange haald. Hetzelfde geldt voor de protocollen van civiel-e en interlocutoire vonnissen. Verder -heeft Haverman-s repertoria op de oude keurboeken gemaakt. Dat is van belang, want daartoe behoort ook het in de 17e eeuwsche stukken veel geciteerde „Buysen-boeck", hetwelk -in het laatst van de 16e eeuw geschreven is en nu ontbreekt.16) Bovendien heeft Havermans de Costumen van Breda van mr. Hendrik Montens gecopiëerd. In 1598 hadden burgemeester-en en schepenen dien 71 aangesteld -tot stadsadvokaat voor den duur van drie jaar tegen een salaris van 300 Rijnsche guldens per jaar. Daarbij was hem de taak opgelegd „tot het -oversien der privilegiën ende oude charteren, mitsgad-e-rs der stadts costuymen ende municipale rechten, ende deselve t'examineren ende -t-e confereren m-et-te geschreven rechten, de costuymen van Antwer pen ende van Mechelen". Blijkens een declaratie van ca. 1605, waarvan Havermans een uittreksel mededeelt, heeft Montens te dien -einde alle „oude registeren van den Acten Magistrael, keurboeken ende oude or donnantiën der stadt Breda" -doorgezien.17) Het is dus niet zoo, dat hij in 1598 behalve tot advokaat ook tot zooiets als archivaris was benoemd; wel moest hij de costumen samenstellen en ten behoeve daarvan het archief raadplegen. Dez-e costumen maken een verzorgden indruk: bij elk artikel staat aanget-eekend, wat -de bron is. Wanneer wij nog even onze aandacht op Havermans vestigen, dan dient te worden opgemerkt, dat de do-or hem gevolgde methode ook haar schaduwzijde heef-t. De deelen met stukken over beden en tollen, over keuren, procesrecht, huwelijksgoederen- en -erfrecht, die hij verzameld heeft, bevatten niet alleen afschriften van akten en brieven, maar ook oor spronkelijke stukken. Aan liasgaten is te zien, dat daartoe liassen ver broken zijn; het -schijnt dat ook -dossiers niet gespaard bleven. Dat geldt niet alleen voor de collectie-Havermans, maar ook voor het „Out Keur- boeck", dat tot -het stadsarchief behoort en dat behalve afschriften van oorkonden en keuren ook origineele s-tukk-en bevat. Hij heeft het eigen lijke keurboek met bescheiden van z-e-er uiteenloopenden aard vereenigd en het nagelaten in den vorm, zooals wij het -thans kennen. Blijkens een aan-teekeni-ng op het schutblad is het keurboek na Havermans dood uit het archief verdwenen, maar in 1654 door de goede zorgen van Van Vliet -daar weer teruggekeerd. Van zijn historische belangstelling heeft Havermans verder doen blij ken door het schrijven van een „Kort begrip en bericht van de historie van Brabant (Leyden, 1652). Het is slechts een boekje van vier en veer tig bladzijden, welks inhoud een zekere vluchtigheid -ook niet te boven gaat. Dat laat zich verontschuldigen, want uit -de Voor-rede zien wij, -dat het bedoeld is als -een inleiding tot een groot-er werk over Brabant. De tot dusverre verschenen werken acht hij „meestendeels met groote duys- ternisse, dwalingen en blinde ontwete-ntheden bes-oetelt"; het is daarom -geen overbodige lux-e de geschiedenis van Brabant, maar dan o-p c-ritische wijze, nog eens te behandelen. Vooral op grond van handvesten en oor konden stelt hij zich voor die historie te beschrijven, maar hij klaagt over hen, die met het beheer van wereldlijke en kerkelijke archieven belast waren: zij zijn ,,so jalous en achterdenckende, dat het -bijna onmoaelijck is eenig-e opening van ha-er te krijgen, waerin voornamelijck -d-e geest-elijcke onwilli-gh zii,n". Het werkje is tenslotte opgedragen aan Johan van den Kerckhove en Co-nstantijn Huyghens, curatoren van de Illustre School, 14) G. A. Breda. Stadsrekening 1575, fol. 124 vs. 1,5G. A. Breda: Stadsrekening 1577, fol. 121. l6) G. A. Breda: Inv. Hingman, no. 2222 (Coll. Havermans), fol. 259 e.v. 17) G. A. -Breda: Inv. Hingman, no. 2210 (Coll. Havermans), fol. 58 en 60 vs. -De Costumen zelf vindt men op fol. 6189. Zij zijn gedeeltelijk afgedrukt in het reeds geciteerde werk van E. M. Meijers, Het West-Brabantsche erfrecht (1929), blz. 228 e.v.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 4