84 NEKROLOGIEËN. Het is naar de jaren 190419C6, gedurende welke ik leerling was aan de Hoogere Burgerschool aan het Bleijenburg te 's-Gravenhage, dat mijn eerste herinnering aan dr. Japikse teruggaat. Zijn lessen in de Geschie denis, welke ik daar in de drie hoogste klassen volgde, hebben mij in latere jaren doen beseffen, welken grondslag zij voor mijn tegen woordigen werkkring hebben gelegd. Japikse toch was gewoon zijn voordrachten met groote opgewektheid te geven en hij wist bij de meeste zijner leerlingen een blijvende belangstelling voor het verleden op te wekken. Zestien jaren later zou ik wederom onder zijn gehoor zijn; toen de thans opgeheven Archiefschool in Januari 1920 'geopend werd, was Japikse. belast met de colleges in het vak Staatsinstellingen in de Republiek en ik kan niet anders als met de meeste waardeering getuigen van zijn duidelijke en vlotte wijze van doceeren, waardoor wij, zijn leerlingen, aangespoord werden tot het doen van kleine onderzoekingen in de archieven der col leges en instellingen, welke hij in zijn lessen behandelde. Japikse zat toen zelf midden in het archiefwerk; in 1910 toch was de toen achtendertig-jarige benoemd tot onder-directeur van het Bureau voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën; acht jaren later volgde zijn bevordering tot directeur. Hij kreeg tot opdracht de bewerking van de Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609; bij zijn verscheiden in 1944 waren elf deelen hiervan .loopende tot 1601, gereed. Door deze uitgave is het inzicht in de staatsinstellingen in den eersten tijd der Repu bliek zeer verduidelijkt en zij is ons archiefmenschen in vele gevallen een vraagbaak. Het is hier niet de plaats een opsomming te geven van de werken, welke Japikse naast de Resolutiën het licht deed zien. Maar toch wil ik er enkele noemen. Behalve zijn proefschrift, in 1900 verschenen onder den titel De verwikkelingen tusschen de Republiek en Engeland van 16601665 en de gedeeltelijk door hem bewerkte brieven van Johan de Witt, uitgegeven door het Historisch Genootschap, welke beide getuigen van diepgaand archiefonderzoek, moge vooral de aandacht gevestigd worden op het Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis van Neder land met dr. I. H. Gosses (1920, 2de druk 1927, derde druk 1947), nog steeds hèt handboek, dat in onzen kring gebruikt wordt. Daarnaast moet ook nog genoemd worden het Klein Plakkaatboek van Nederland met mr. A. S. de Blécourt (1919), dat bij de lessen aan de Archiefschool veel geraadpleegd werd. In de algemeene belangstelling mochten zich voorts verheugen de door Meulenhoff uitgegeven gedegen, rijk geïllustreerde werken over Johan de Witt (1915), in 1917 in het Duitsch vertaald en bij denzelfden uitgever verschenen, het werk over Prins Willem III 85 (1930 en 1934), alsmede de Correspondentie van Willem 111 en Hans Willem Bentinck, eersten graaf van Portland (19271937), verschenen in de R.G.P. En tenslotte mag niet vërgeten worden Japikse's redacteur schap van de Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheid kunde, waarin hij zich de litteratuurdvespreking tot taak had gesteld en waarin tal van archiefinventarissen zijn aangekondigd. Wanneer intusschen in dit Archievenblad de persoon van Japikse wordt herdacht, geschiedt dit niet in de eerste plaats naar aanleiding van zijn ambt bij het Bureau voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën of van zijn publiciteit op 'historisch gebied, maar veeleer naar aanleiding van het feit, dat hij 16 jaren deel uitmaakte van onzen kring van archivarissen. Den 12den Juli 1928 toch behaagde het H.M. de Koningin hem te benoe men tot Directeur van het Koninklijk Huisarchief, welk ambt hij tot zijn dood bekleedde. Na Groen en Kramer om van andere beheerders dezer verzameling niet te spreken kwam toen wederom een historicus aan het hoofd te staan, waardoor de verwachting, dat het Huisarchief een archiefwetenschappelijke ordening tegemoet zou gaan, op het eerste ge zicht niet voor verwezelijking vatbaar scheen. Japikse toch had steeds openlijk erkend, dat hij geen geboren archivaris was; zoo stond hij bijv. steeds eenigermate vreemd tegenover het herkomstbeginsel, waarvan de beteekenis en het belang ons vakmenschen met den paplepel is ingegeven. Dit heeft hem vaak moeilijkheden gegeven, maar het vergemakkelijkte hem ook om gedurende de bezettingsjaren de vermeende aanspraken van de Duitschers bij voortduring te kunnen saboteeren. Het denkbeeld, dat Japikse niet voornemens zou zijn de verzamelingen van het Huisarchief aan een grondige moderne ordening te onderwerpen, bleek intusschen al spoedig onjuist te zijn. Mede met hulp van eenige onder zijn leiding werkende assistenten heeft hij belangrijke gedeelten op overzichtelijke wijze weten te inventariseeren. Uit den Stadhouderlijken tijd zijn verschillende tijdvakken in handschriftelijke inventarissen bewerkt en toegangelijker gemaakt, dan tot dan toe het geval was; hetzelfde kan gezegd worden van den tijd van het Koninkrijk tot op onzen tijd toe. Voorts verscheen in de jaren vóór den oorlog nog als uitgave van het Koninklijk Huisarchief de Correspondentie van Willem den Eerste, Prins van Oranje, 15511561 (1934), en tenslotte mag niet vergeten worden te vermelden de fraai 'Uitgevoerde Geschiedenis van het Huis Oranje- Nassau (1937, 1938), waarmede Japikse de rij van zijn grootere uit gaven besloot en waarvoor hij een ruim gebruik maakte van den inhoud van het Huisarchief, zoowel voor wat betreft archiefstukken als prenten. De laatste jaren als Directeur van het Huisarchief zijn voor Japikse wel heel moeilijk geweest. Al zeer spoedig na de capitulatie van Mei 1940 werd een Duitsche „verwalter" over de bezittingen van het Koninklijk Huis gesteld, onder wiens toezicht ook het Huisarchief viel. Aanvankelijk bleef daar alles bij het oude en: ging Japikse uiterlijk rustig met zijn arbeid verder. Uiterlijkwant wie zijn natuur goed kende, moet tevens hebben begrepen, wat het voor dezen .impulsieven mensch geweest moet zijn, om zijn kalmte te bewaren, toen al spoedig van Duitsche zijde aanslagen werden gedaan op de onder zijn beheer staande verzamelingen. IN MEMORIAM Dr. N. JAPIKSE 29 November 1872 13 Maart 1944 B Een lijst van Japikse's voornaamste werken is afgedrukt in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 19431945, blz. 135.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 11