10 wij dan een systematisch overzicht of een beschrijvende geschiedenis van de archieven met een volledige opgave van de bestaande inventaris sen samenstellen. Wat ik hier als mijn persoonlijk inzicht naar voren breng is allerminst een nieuwe vondst. Wie kent niet het beroemde en nog steeds veel gebruikte Overzigt van het Nederlandsche Rijksarchief van Bakhuizen van den Brink, verschenen in 1854? Jammer is alleen, dat dit eerste stuk, dat vooral de geschiedenis van de verzamelingen tot 1853 geeft, niet, zooals het plan was, gevolgd werd door drie andere stukken, waarin de verzamelingen zelf beschreven worden. Prof. Fruin publiceerde in 1927 het wel zeer korte, maar toch zeer nuttige „Overzicht van den inhoud van het Algemeen Rijksarchief met opgave van de inventarissen", op voor beeld van een soortgelijk overzicht van het Rijksarchief in Gelderland. Als voorbeelden van een beschrijvende geschiedenis van een archief- depót noem ik mr. Haga's artikel over de archieven in Overijsel3) en mijn eigen artikel over het archief van Deventer4). Ook buiten onze gren zen zijn zulke overzichten vaak voorhanden. Een feit is, dat onderzoekers zulke overzichten waardeeren. Ik haal hier aan het oordeel van onzen grooten kaartenkenner, dr. F. C. Wieder, die na een gids voor het archief te Simancas in Spanje geroemd te hebben het volgende schrijft5): „Mochten er van ons Algemeen Rijksarchief ook zulke schetsmatige inventarissen bestaan, dan zou zulks het gebruik van dit rijke nationale depót zeer ten goede komen, wanneer de autoriteiten, die dezen volksschat in stand houden, ertoe besloten deze inventarissen te drukken in één samenvattend boekje, zoodat men met één oogopslag het geheele archief kon overzienBij alle voortreffelijke eigenschap pen, die onze archieven en onze archivarissen bezitten en waarvan men het gemis in Spanje dikwijls betreurt, meen ik toch, dat in dat opzicht wij bij Spanje achterstaan". Ook professor Van Schelven wenscht „een soort beredeneerd overzicht, in den 'trant van den ouden Noordziek ...een praktischen handwijzer, meer niet".6) Met deze wenschen, die bij meer archiefbezoekers leven, moeten wij rekening houden. Concludeerende geef ik dus in overweging, in afwachting van definitieve inventarissen, meer overzichten van onze archieven te publiceeren. De Staatscommissie voor de reorganisatie van het Hooger Onderwijs heeft zich tot het bestuur van onze vereeniging gewend met de vraag of wij opleiding van de archivisten aan de Universiteit gewenscht vinden en hoe wij ons die opleiding denken. Zooals bekend is de Archiefschool, ingesteld in 1919, om bezuinigingsredenen in 1924 buiten werking gesteld. Wél bleven sindsdien de beide archiefexamens bestaan. De vraag is nu: wil men terugkeeren tot een aan het Algemeen Rijksarchief verbonden 11 archiefschool? Of wenscht men de opleiding te verbinden aan een Univer siteit? Of is een tusschenvorm te verkiezen? Uw bestuur is van meening, dat de bestaande toestand niet mag voortduren en dat een opleiding van archivisten bepaald gewenscht is. Wij willen den eisch van praktische werkzaamheid aan een archief onder deskundige leiding gehandhaafd zien, terwijl wij wenschen, dat aan een Universiteit cursussen voor a.s. archivisten zullen worden gegeven. Dit theoretische onderwijs zal gedeel telijk door professoren moeten worden gegeven wij denken b.v. aan oorkondenleer en gedeeltelijk door archivarissen of andere ter zake kundigen. Het onderwijs blijve niet beperkt tot de verplichte examen vakken. Wij wenschen ook mogelijkheid voor onderwijs in bijvakken als genealogie, heraldiek, sphragistiek, Middeleeuwsch Latijn, Middelneder- landsch, oude geografie, kunstgeschiedenis en dergelijke. Dergelijke cur sussen kunnen ook door andere studenten worden gevolgd. Op deze wijze kan er meer contact ontstaan tusschen de ardhiefwereld en de Universiteit. Het spreekt vanzelf, dat het ontwerpen van een wettelijke regeling niet voldoende is, maar dat geschikte en bekwame docenten gezocht moeten worden. Wellioht kan hier worden aangeknoopt bij een in den bezettingstijd naar voren gekomen plan om archivisten voordrach ten en cursussen te laten houden voor studenten. Aldus ontstaat bij een grooteren kring van studenten belangstelling voor onze archieven. Mis schien kan er ook een weg worden gevonden om nog meer dan tot nu toe geschiedde afgestudeerden door een beurs of een stipendium tot archiefstudie in staat te stellen. De beste historici hebben helaas na vol brachte studie weinig gelegenheid meer voor archiefonderzoekingen. Dit is één van de oorzaken, dat naar verhouding een te groot deel van onze bezoekers en correspondenten genealogen zijn, wier onderzoekingen helaas meestal noch van algemeen, noch van wetenschappelijk belang zijn. Zijn er andere wegen om de meer belangrijke historische onderzoekin gen, waarvoor onze oude archieven toch in de eerste plaats bestemd zijn, te stimuleeren? Is het voldoende, dat wij inventarissen maken en mon deling of schriftelijk de gevraagde inlichtingen geven en onderzoekers den weg in onze verzamelingen wijzen? Of moeten wij een meer actieve poli tiek voeren? In de musea, die evenals de archieven publiek domein zijn, hebben de directies het in de laatste jaren noodig gevonden om systema tisch georganiseerde rondgangen te houden, terwijl men door tijdelijke, steeds afwisselende tentoonstellingen het publiek tracht te trekken. Ik weet wel, dat archieven geen musea zijn en dat men in musea slechts behoeft te kijken, terwijl van archiefbezoekers eigen werkzaamheid wordt verwacht. Naar mijn oordeel moeten wij toch naar vermogen het voor beeld van de musea volgen. Er is niets tegen studenten rond te leiden in onze verzamelingen, tentoonstellingen van historische bescheiden bij her denkingen te organiseeren, voordrachten over het verleden van stad en gewest te houden, historische publicaties in het licht te zenden en hierbij uitdrukkelijk op onze archieven te wijzen, in één woord: aan onzen eere plicht te voldoen -altijd zonder onzen ambtsplicht in engeren zin te verzuimen. 3) Uit de geschiedenis der oude provinciale archieven in Overijssel, Ned. Archieven blad 38 (1930—1931) bk. 156171. 4) Uit de geschiedenis van het Deventer archief, Ned. Archievenblad 41 (19331934) blz. 237—254, en 42 (1934—1935) blz. 49—59. 5) Nederlandsche historisoh-geographische documenten in Spanje. Tijdschrift Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap 2de serie jaargang 31 (1914) p. 718. Ned. Archievenblad 31 (1923—1924) blz. 38—39.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 9