58 onmisbaar; deze afdeeling werkt centraal en van haar uit gaat de leiding van wat departementaal wordt genoemd de postbehandeling. „Noodig is daarbij zekere zelfstandigheid van handelen en optreden, die ook noodig is om te zorgen dat al de stukken weer terugkomen om te worden samen gebundeld tot dossiers, de onontbeerlijke steunpunten van iederen amb tenaar die er prijs op stelt gedegen werk op een vlotte wijze te kunnen verrichten. De commissie verklaart zich voor eenhoofdige, deskundige leiding van dit archiefbeheer, zooals reeds door vele gemeenten is inge voerd, doch die nog lang niet algemeen wordt toegepast. Gaarne sluiten wij ons aan bij den wensch van den heer Noordenbos, dat het rapport dezer commissie daartoe een stimulans moge zijn.1) Organisatie van het archiefwezen in Engeland. The Times weekly edition van 27 Nov. 1946 brengt onder den titel; Control of Archives het volgende bericht; Proposals for the control of English archives and for legislation to ensure their proper custody and use are put forward in a report of the Master of the Rolls' Archives Committee which was before the British Records Association at its annual conference last week. The report advocates the establishment of a National Archives Council under the chairmanship of the Deputy Keeper of the Public Records, representing the Master of the Rolls. Local autorities should be able to provide for archives of private bodies an'd county and borough councils should be compelled to provide a place for their own official records. It is suggested that archives should be graded into three categories starred, listed and registered. Starred archives would not leave the coun ty unless the council had been informed, and listed archives would not be dispersed or destroyed unless the council had been given the right of purchase. Wij hopen op de organisatie van het Britsche archiefwezen te gelegener- tijd terug te komen. U. 59 BOEKBESPREKING Dr. I. H. van Eeghen, Inventarissen van archieven betreffende de Latijnsche School, het Athenaeum, en Gezelschappen van studenten aan het Athenaeum te Amsterdam. Amsterdam, 1946. Het was een gelukkige gedachte van de Historische Commissie der Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, de uitgave te bevorderen van een aantal inventarissen van de archieven der voorloopsters van genoem de Llniversiteit, alsmede van die van de belangrijkste studentengezel schappen van vóór 1877, het jaar van haar oprichting. Door de beschrij ving van deze, voor de geschiedenis van het onderwijs en het studenten leven in Nederland niet onbelangrijke verzameling archivalia in druk te laten verschijnen, heeft zij niet alleen blijk gegeven van waardeering voor hetgeen veelal als de voornaamste ambtstaak van de archivarissen pleegt te worden beschouwd, doch tevens in ruimeren kring de aandacht doen vallen op het bestaan van bronnenmateriaal, dat ongetwijfeld nog vele leemten in onze kennis van die geschiedenis zal kunnen aanvullen. Voor wat de eerste groep inventarissen betreft, stond de bewerkster een geenszins gemakkelijke taak te wachten, doordat het toezicht op de betref fende onderwijsinstellingen gedeeltelijk gecombineerd werd gevoerd, waardoor een scherpe scheiding tusschen de archieven van de toeziende colleges moeilijk viel te treffen. Naast de beide Latijnsche Scholen, in 1678 tot één Latijnsche School vereenigd, waaruit in de 19de eeuw het Stedelijk Gymnasium is voortgekomen, bestond sedert 1632 te Amster dam een Athanaeum, dat in 1877 in de Gemeentelijke Universiteit werd omgezet. Voor het toezicht op de Latijnsche Scholen was door de vroed schap in 1594 een commissie van Scholarchen ingesteld. Volgens de toe lichting van mej. Van Eeghen kregen deze Scholarchen mettertijd tevens het opzicht over het nieuw opgerichte Athenaeum met als titel „Cura toren". Doordat evenwel van het archief van Curatoren van vóór 1805 geen sporen zijn gevonden, is hun positie ten opzichte van die der Scholarchen verre van duidelijk. Vormden de Scholarchen van de Latijn sche Scholen en de Curatoren van het Athenaeum twee afzonderlijke colleges, of had de commissie van Scholarchen tot neventaak te fungeeren als college van Curatoren? Terwijl men uit de mededeeling van de bewerkster, dat de vroedschap bij een vacature een aparten Scholarch en een aparten Curator kon benoemen, den indruk krijgt, dat het college van Curatoren een zelfstandig college was, zou men uit Wagenaar, Amsterdam in zijne Opkomst enz., waarin gezegd wordt, dat de Door luchtige en de Latijnsche Scholen onder toezicht stonden van drie leden van de stedelijke regeering, die met betrekking tot de Doorluchtige School den titel van Curatoren en met betrekking tot de Latijnsche School dien van Scholarchen voerden, het tegenovergestelde kunnen concludeeren. Een nader onderzoek op dit punt in de resoluties van de vroedschap, den ouden raad of de dagelijksche notulen van burgemeesters ware o.i. niet overbodig geweest. Dat, zooals mej. Van Eeghen schrijft, de titel van Scholarchen omstreeks 1805 verviel om ook ten opzichte van de Latijnsche School voor dien van Curatoren plaats te maken, zegt weinig of niets In dit verband worde er aan herinnerd dat het registratuurbureau der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten thans 25 jaar bestaat. Zijn taak beginnende ten behoeve van 52 gemeenten, bedient het bureau thans, zooals een beschouwing in de N.R.C. meldt, 900 gemeenten; ook een aantal provincies en zelfs vier ministeries passen het decimale stelsel toe, en voor den oorlog heeft het gebiedsdeel Curasao den directeur van het bureau den Oceaan doen oversteken om zijn systeem ook daar in te voeren.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 33