50 geen verliezen geleden, ook niet in de woelige dagen na de bevrijding, toen het op het Molenvliet niet erg veilig was. Voor zoover mogelijk met zeer bescheiden middelen en te weinig personeel, werden archivalia en gebouwen goed onderhouden. Het Landsarchief is ook nu een oase van rust, zoo'n betrouwbare rust, dat het restant van de verzameling van het bijna geheel leeggeroofde Museum Oud-Batavia daar voorloopig geheel ondergebracht is. Maar verder gebeurt er ook weinig. Bijna geen bezoe kers; geen wetenschappelijk werk, om van een wettelijke regeling van archiefwezen maar te zwijgen; er is praktisch geen contact met andere deelen van het land of met het buitenland. Ietwat overdreven zou men kunnen zeggen; het Landsarchief geniet in goede gezondheid zijn winter slaap. Van de overige landsarchieven valt minder goeds te zeggen; voor zoover dat te overzien is, lijkt de vrees gerechtvaardigd dat veel ver loren is gegaan. De toekomst is natuurlijk niet te voorspellen. Het is niet meer dan menschelijk de hoop te koesteren, dat wij weer betrokken zullen worden hij de zoo ruw afgebroken organisatie van het Indisch of Indonesisch archiefwezen. Voor zoover mij bekend, is ook voor Malino-Indonesië nog geen regeling getroffen van algemeene strekking ten aanzien van het archiefwezen. Daarbij wil ik nog voor een enkel punt Uw aandacht vragen. Krach tens de reeds aangehaalde Publicatie des Konings van 1854 (een alge meene maatregel van bestuur) heeft het Indisch Gouvernement een uit sluitend recht van eigendom op alle stukken en bescheiden, behoorende tot de Gouvernementsarchieven, dus ook op de verzamelingen van het Landsarchief. In een in 1941 in het Tijdschrift van het Bataviaasch Genootschap verschenen en U dus niet bekend artikel van mijn hand, getiteld: ,,De geschiedenis van het Indisch archiefwezen van 18161854" heb ik getracht aan te toonen, dat door dit uitsluitend recht van eigendom aan de Indische gouvernementsarchieven gegeven is de domaniale status, die archieven in een aantal andere landen ook hebben, maar die in Nederland niet is ingevoerd. Is dit juist, dan volgt zoo heb ik verder betoogd uit dit domaniale karakter zoowel de extra- commercialiteit als de onvervreemdbaarheid en onverjaarbaarheid van de Indische landsarchieven. Immers, het Gouvernement heeft een uitsluitend recht van eigendom, niemand anders dan het Gouvernement kan rech tens eigenaar van deze stukken zijn; de eigendom daarvan kan dus nooit door derden worden verkregen, door koop noch door ruil, erfenis, ver jaring of welke handeling dan ook. Uit het geproclameerde uitsluitend eigendomsrecht volgt het „droit de saisis" van het Gouvernement, zooals dat dan ook in de regeling zelve bepaald is, en door het Gouvernement in het verleden reeds eenige malen is toegepast. Elke onrechtmatige houder van gouvernementsarchivalia kan bij rechterlijk vonnis worden gelast tot af- of overgifte daarvan. Nu is het allerminst mijn bedoeling te suggereeren, dat ter zake thans iets ondernomen zou moeten worden, maar wel heb ik dit punt naar voren gebracht om U te toonen, dat, voor het geval het bezit van 51 Indische landsarchieven of die nu in Republikeinsche handen zijn of in Nederland ondergebracht een punt van geschil mocht gaan uitma ken, het Indische gouvernement op juridisch terrein althans een zeer sterke positie kan innemen. Mijnheer de Voorzitter! Gaarne wil ik de Vereeniging van Archivaris sen in Nederland dank zeggen voor de mij geboden gelegenheid in haar midden te mogen spreken over de archieven in Indië, een aangelegen heid, die mij na aan het hart ligt. Dat deze zaken ook U ter harte gaan is mij bekend uit de brieven, die Uwe Vereeniging ter zake in het ver leden aan het Indische gouvernement heeft gericht en waarvan ik er één in mijn voordracht heb aangehaald. Mocht het U weieens lijken, dat de uitwerking van deze brieven gering, te gering is geweest, dan moge ik U de verzekering geven, dat de daarin vervatte raadgevingen evenals de vele archieftechnische besprekingen, opgenomen in het Archieven blad, alle getuigend van den hoogen graad van ontwikkeling van het Nederlandsche archiefwezen, direct en indirect wel degelijk hun uitwer king in Indië hebben doen gevoelen. Een bewijs hiervoor zoo U dat nog mocht wenschen is wel, dat in de Volksraadstukken, handelend over de ontwerp-archiefordonnantie, Uwe Vereeniging met name is ge noemd. Ik moge derhalve eindigen met den wensch uit te spreken, dat Uwe Vereeniging weer ten volle haar werkzaamheden mag hervatten ten bate zoowel van het Nederlandsche als van het Indonesische archief wezen. F. R. J. VERHOEVEN

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 29