42 ENKELE MEDEDEELINGEN OMTRENT DE GE SCHIEDENIS VAN HET INDISCH ARCHIEFWEZEN SEDERT MEI 1940. Mijnheer de Voorzitter, geachte aanwezigen. Gemakshalve wil ik de stof voor mijn korte voordracht ruwweg in drie deelen splitsen, en wel eerst een korte beschrijving geven van den toe stand waarin het Landsarchief zich vóór de bezetting van Nederland bevond, dan een overzicht van de gebeurtenissen ten aanzien van het Indisch archiefwezen na Mei 1940 tot aan de Japansche invasie, en ten slotte een schildering van de huidige omstandigheden. Het Landsarchief thans een ruim 50 jaar oude instelling bevond zich in de jaren voorafgaand aan den tweeden wereldoorlog, zoowel naar binnen als naar buiten, in een opgaande lijn. Een interne reorganisatie leidde ertoe de verzameling in te deelen in twee groote groepen: le. de oude landsarchieven van 1600 tot medio 1811 (begin van het Engelsch tusschenbestuur) onder beheer van den Adjunct-landsarchivaris, en 2e. de nieuwe landsarchieven, omvattend de archivalia van na medio 1811. onder beheer van den Landsarchivaris. Deze splitsing was dringend nood zakelijk geworden als gevolg van den voortdurenden aanwas der ver zamelingen, bij het Landsarchief ondergebracht, die nu een lengte hebben van bijna 10 K.M. Daarnaast zijn een afzonderlijke kaartenverzameling die meer dan 8500 exemplaren telde en een historisch-topografische foto- en prentenverzameling ingesteld. Tegelijkertijd werd in de bewaring der archivalia verbetering gebracht. Tegelijkertijd is, zooals U bekend zal zijn. ondergebracht in het zoogenaamde huis van Reinier de Klerk (een gouverneur-generaal uit de tweede helft van de 18e eeuw), een paleis achtig landhuis, dat bestaat uit 5 afzonderlijke gebouwen. In het midden het groote woon- en ontvangstgebouw, dat werd'bestemd voor werkruimte voor het publiek en personeel en waar de tentoonstellingen werden gehou den. Links en rechts daarvan de paviljoens, ingericht als boekbinderij en fotografie-af deeling en administratiegebouw: daarachter de beide lange, smalle verdiepingsgebouwen, met de vroegere ruime slaven vertrekken,' die reeds ingericht waren als archiefdepót en nu van brandvrije muren werden voorzien. Door het aanbrengen van nieuwe op maat gemaakte ijzeren rekken, met uitneembare houten planken, volgens het door Jen- k in son aangegeven systeem, kon de beschikbare depótruimte zoo goed worden uitgebuit, dat in het jaarverslag over 1939 de situatie nog als 43 .bijkans onhoudbaar" kon worden gekwalificeerd. Toen aan de plannen om op het zeer ruime achterterrein (de achtertuin van Reinier de Klerk was ongeveer een kwartier gaans diep) een nieuw ardhiefdepöt te bou wen, die reeds in de begrooting waren verwerkt, door het uitbreken van den oorlog geen gevolg kon worden gegeven, en buitendien, door de instelling van het kabinet van den G.G. en den Regeerings Publiciteits Dienst, de noodzaak ontstond het regeeringsarchief van 1850-1880 naar het Landsarchief over te brengen, was de toestand inderdaad onhoudbaar geworden. Zelfs moest, koezeer ons dat ook aan het hart ging, een deel van de reeds op het Landsarchief ondergebrachte archieven om plaats te maken -naar elders worden overgebracht. De daartoe welwillend te onzer beschikking gestelde pakhuizen aan de haven in de oude stad voldeden uiteraard in geen enkel opzicht aan minimale ardhieftechnische eischen. En, als ik even mag vooruitloopen op mijn verhaal, deze in de benedenstad bewaarde archieven zijn al spoedig ontoegankelijk geworden. Toen ik in Mei 1942, gewapend met een pas van een hoog Japansch „econoom", daar een onderzoek trachtte in te stellen, ben ik smadelijk verjaagd door een Japanschen schildwacht. Dit is het laatste bezoek, dat door het personeel van het Landsarchief aan deze buitendepóts is gebracht. Als men dan bedenkt, dat tijdens de Engelsche bezetting, eind verleden jaar, het Museum Oud-Batavia bijna geheel is leeggeplunderd, ben ik niet bijster gerust; waartegenover staat, dat stapels oud papier op zichzelf nogal afschrikwekkend zijn en dat er zelfs geen gerucht geweest is in een tijd vol van de wildste geruchten dat van het leegroven van deze pakhuizen gewag heeft gemaakt. Laat ons dus er het beste van hopen. Overigens vormt deze gang van zaken een voorbeeld, waar ik straks nog even op terugkom. De interne reorganisatie van het Landsarchief heeft er ook nog toe geleid een historische inlichtingendienst in te stellen en de eenvoudige boekbinderij belangrijk uit te breiden, zoowel met instrumenten als met personeel. Aan de historische inlichtingendienst was dringend behoefte gaan ontstaan door de toeneming van de van elders komende vragen op historisch gebied uit de 17e, 18e en 19e eeuw, gevolg niet alleen van de groote uitgestrektheid van Nederlandsch-Indië, maar ook van de excen trische ligging van Batavia ten opzichte van Europa, Amerika en Austra lië, waardoor de onderzoekers meestentijds niet in staat waren zelf ter plaatse de bronnen of de documenten te bestudeeren. Daarbij dient men nog te bedenken, dat de gegevens voor de oudere geschiedenis van Australië, vooral West-Australië, voor een groot deel verscholen liggen in archiefstukken, op het Landsarchief bewaard. De reorganisatie van het Landsarchief had niet alleen ten doel dit archief als centraal archiefdepót en als wetenschappelijke instelling meer doeltreffend te maken, doch tevens zat daarbij de gedachte voor aan het archief een grootere cultureele en sociale werkingssfeer te geven. Nauw daarmee samenhangend was de poging om ook een regeling voor het gansche archiefwezen van Nederlandsch-Indië tot stand te bren gen. De in 1930 door den Gouverneur-Generaal uitgevaardigde instructie V Voordracht, gehouden op de vergadering der Vereeniging van Archivarissen in Nederland op 14 Sept. 1946.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 25