18 De meening, dat een hernieuwde aansluiting overbodig zou zijn, omdat de afdeeling nimmer in feite werd opgeheven is onjuist, omdat de Cen trale voor Hoogere Rijksambtenaren tijdens de bezettingsjaren werd opgeheven en nu in heroprichting is en dus van haar zijde een hernieuwde aansluiting wenschelijk wordt geacht. Voor het overige mag ik U niet onthouden de mededeeling, dat de Voorzitter van de Vereeniging naar mij uit diens mededeeling tot mijn verbazing bleek eigener bewe ging een onderzoek naar deze kwestie instelde en wellicht in staat is nadere gegevens te dezen aanzien te verschaffen. Onder punt 4 van de U toegezonden agenda werd slechts vermeld „werkwijze der afdeeling". In de door het bestuur afgegeven copie stond: „discussie over de werkwijze der afdeeling". De bedoeling zat n.l. voor U uit te noodigen tot een gedachtenwisseling over de wenschelijkheid om aan deze afdeeling een nieuw en voornamelijk „volbloediger" leven te geven dan zij tot heden toe bleek te bezitten. Het lag aanvankelijk tege lijkertijd in onze bedoeling daaromtrent met eenige suggesties vóór li te verschijnen, om richting aan de gevraagde discussie te geven. Aangezien wij echter nauwlijks tijd hebben om adem te halen in deze vergadering en ik mij overmatig haast li niets te kort te doen en tevens het bestuur van de Vereeniging niet teleur te stellen door li geen gelegen heid te laten li om 2 uur ter vergadering van de Vereeniging te bevinden, meen ik daarvan te moeten afzien en mij er toe te kunnen bepalen U voor te stellen onverwijld over te gaan tot het kiezen van een nieuw bestuur, bestaande uit een voorzitter en twee andere bestuurders, en dan aan het nieuw gekozen bestuur de opgave te laten van het hierbij aftredende bestuur de taak over te nemen en rn-et naarstigheid en toewijding de belangen van de afdeeling te behartigen. Wij hebben gemeend ons te moeten onthouden van het stellen van oandidaten, er op rekenende, dat U wel spoedig een drietal uitnemende krachten uit ons midden zult heb ben gevonden die de bestuurstaak willen aanvaarden. Indien li dus haastig te werk gaat daarbij, zal dat niet alleen door mij, maar zeker ook door het bestuur der Vereenigincj bijzonder worden gewaardeerd. Mocht deze gang van zaken II wat al te vlot toeschijnen en li den indruk gekregen hebben, dat ik en mijn medebestuurders op het stand punt staan, dat er voor wat ons betreft, na ons desnoods een zondvloed zou kunnen ontstaan, dan wil ik II van dezen verkeerden indruk ver lossen door U dan voor te stellen het thans zittende bestuur d.w.z. mej. Roelofsz en mij, want de heer Haga is niet meer in 's Rijks dienst en derhalve niet meer houder van een titel waarop hij lid, nog minder bestuurslid van deze afdeeling zou kunnen zijn op te dragen als een soort commissie ad hoe zoo spoedig mogelijk een nieuwe vergadering van de afdeeling voor te bereiden en daarop te komen met voorstellen voor een hernieuwd werkveld voor de afdeeling en voor een geheel nieuw bestuur, dat ons op dat nieuwe werkveld zal kunnen voorgaan en leiden. Mocht li er de voorkeur aan geven dit voorstel te aanvaarden, dan ver zoek ik li al wil ik II dan de gelegenheid niet onthouden voor een 19 uiterst korte uitwisseling van gedachten hieromtrent daarvan kennis te geven, opdat ik nog gelegenheid over houde om li te danken voor Uw aanwezigheid en Uw belangstelling en voorts U een goeden middag te wenschen. AFDEELING VAN GEMEENTE- EN WATERSCHAPSARCHIEF- AMBTENAREN. Verslag van de vijf en twintigste Afdeelingsvergadering op 14 September 1946 in het Raadhuis te 's-Gravenhage. Aanwezig zijn 22 leden. De Voorzitter, mr A. Ie Cosquino de Bussy, opent te 1.30 uur de ver gadering. Hij brengt in herinnering, dat dit de eerste vergadering na de bevrijding is van de herrezen afdeeling. Ondertusschen waren heel wat onregelmatigheden gebeurd, o.a. was de Voorzitter niet in 1944 afge treden. Ook de opheffing van de afdeeling was onreglementair, maar feitelijk is de afdeeling ook niet opgeheven geweest; zij heeft alleen gesluimerd. Wij moeten aannemen, dat tijdens de bezetting om bepaalde redenen het verplichte lidmaatschap van de afdeelingen, zooals dat in het reglement van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland is vast gelegd, niet is uitgevoerd, maar thans zal die verplichting weer van kracht zijn. De Voorzitter brengt vervolgens de volgende punten in behandeling: 1Aansluiting bij de Centrale van Hoogere Gemeente-ambtenaren, welke ondertusschen weer is opgericht. De aansluiting opent de moge lijkheid, dat de afdeeling althans een deel van het geld terugkrijgt, dat indertijd aan het N.A.F. is afgestaan. De aansluiting wordt zonder pro test door de leden aangenomen. 2. Bestuursverkiezing. De Voorzitter stelt als bestuurscandidaten voor dr. W. Moll (als voorzitter), mej. G. C. Telders en drs. A. van der Poest Clement, die ook allen bij de stemming een volstrekte meerderheid behalen en dus verkozen zijn. Minder zijn de leden het eens over een plaatsver vangend bestuurslid, voor welke functie geen candidaat was gesteld. Na herstemming blijkt mr. G. J. ter Kuile verkozen. De heer S. Hart wordt, op voorstel van den Voorzitter, bij acclamatie verkozen tot vertegen woordiger in de Centrale van Hoogere Gemeente-ambtenaren. Bij de rondvraag vraagt dr. Coster of deze Centrale is aangesloten bij de Ambtenaren-Centrale en wat dit voor gevolgen kan hebben. Het Bestuur meent te weten, dat dit 'het geval is; besloten wordt af te wachten, hoe de zaken zich zullen ontwikkelen. De Voorzitter maakt nog opmerk zaam op art. 17 van het Reglement der afdeeling, dat wijziging alleen mogelijk is bij aanwezigheid van 2/3 der bestuursleden, een fout, waarvan de verbetering aan het nieuwe bestuur wordt overgelaten. Verder bedankt hij de heeren Scherft en Postma, die als stembureau hebben gefungeerd, en sluit, nadat dr. Moll hem en mej. dr. Kurtz heeft bedankt voor het vervullen van hun bestuursfuncties, om 2.15 uur de bijeenkomst.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1947 | | pagina 13