16
archiefstukken meegenomen, iOm deze terug te krijgen, worden alle
pogingen in het werk gesteld. Eerst werd een bode op De Hondt afge
stuurd naar Utrecht en toen dit geen resultaat opleverde trok de dijk
graaf m opdracht van den Prins naar het slot Loevestein, om den dros-
saart, een zwager van De Hondt, te vragen, „off hij nyet en wiste waer
die stuck en, caerten, previlegiën etc. van Schieland zouden moqen be
rusten '.2)
Inmiddels schijnen de gezochte stukken naar Cleef in Duitschland te
zijn getransporteerd. Wat hiervan teruggekomen is, blijkt met, doch
Wouter de Hondt werd na zijn terugkomst in Rotterdam op den 22en
April 1577 na Paschen door den gezworen bode van de stad Rotterdam
gearresteerd en veroordeeld „om alle die boucken, privilegiën, registers,
charters etc., die onder hem ofte in zijn bewaernisse berustende zouden
zijn te restitueeren. Drie dagen daarna, 25 April, wordt hij „sittende
over taeffele" door den plaatsvervanger van den baljuw geapprehendeerd
en gevankelijk overgebracht naar diens huis, om daar onder bewaking
van s Heeren dienaar te blijven, tot hij aan het vonnis voldaan zou
hebben. 3)
Van slechts een enkel register, dat in de oudere resoluties genoemd
wordt, kan nog het bestaan worden aangetoond. In 1541 wordt voor den
landmeter Jasper Adriaensz, een groot boek gekocht, waarin hij de mor-
gentalen in Schieland moet aanteekenen, volgens commissie van 18 No
vember 1541.4) Zeer waarschijnlijk is dit het nog bestaande en in per
kament gebonden en met bronzen krappen voorziene „Regyster van de
nieuwe meetingh". L. 12.
De losse stukken, handvesten en privilegiën, werden chronologisch be
waard in een klein rood koffertje met ijzeren beslag en met drie sloten
verzegeld; alleen ontbrak er ook toen reeds aan: het bekende privilege
van Graaf Floris V van 1273, waarin deze zijn baljuw opdraagt er voor
te zorgen, dat niemand tusschen de Schie en de Gouwe land mag koopen,
tenzij hij in staat is het onderhoud van zijn dijkgedeelte te bekostigen.
Dit charter berustte toen ten huize van den heer van Matenesse en is
blijkbaar nooit teruggekomen0). Het genoemde koffertje was in 1601
17
onder de hoede van den hoogheemraad Willem van Melissant; het was
toen in acht of tien jaar niet geopend, waarom in dat jaar de hoogheem
raden werden opgeroepen om samen den inhoud te controleeren. Na de
visitatie ën bezichtiging der stukken „naervolgende den inventaris
da erbij sijnde" werd het koffertje met inhoud aan den secretaris van
Schieland in bewaring gegeven.
In 1573 werd op de Schielandsche kamer een kast getimmerd om
daarin de registers te bewaren. 6) Zonder twijfel is hiermede bedoeld de
kamer, die Schieland op het Stadhuis in gebruik had en niet een kamer in
het armelijke Gemeenelandshuis, dat in 1542 in de Lombardstraat was ge
bouwd. Van een eigenlijke archiefbewaarplaats hooren we voor het eerst
in den boedelinventaris van 1581, die betrekking heeft op het Gemeene
landshuis aan het Roodezand. Daar wordt genoemd: „een taefel mit een
schraech upte earner dair de papieren leggen tegen )over de eettsael".
Maar heel rustig lagen de papieren hier niet, want dezelfde kamer werd
ook door de rederijkers gebruikt. Tezelfder tijd toch consenteerden
Hoogheemraden „den retrosijnen het camerken, staende opte Schielantse
earner, daer de gemeene Lantsstukken ende papieren in pleegen te leggen
tot wederseggens toe". En nu mogen tooneelspelers nog zulke brave,
ordelievende menscben zijn, in archiefkamers worden ze toch beter niet
toegelaten.
In de 17e eeuw werd de archiefzorg grooter, ofschoon men nog steeds
te kampen had met het euvel, dat vooral de secretaris soms het halve
archief „in desselfs comptery" aan huis had. In 1600 werden verscheiden
nieuwe registers aangelegd; zie de bijlage. Na den dood van den secretaris
Cornelis Nieuwpoort liet het College een inventaris opmaken „van alle
handvesten, charters, munimenten die in 1656 in het kantoor aanwezig
waren. Merkwaardig genoeg werden de resolutiën en de rekeningen hier
niet genoemd. Bij het aftreden van den rentmeester-secretaris Bernhard
Swaerdecroon in 1675 stond zijn opvolger er op, dat een behoorlijke staat
en inventaris gemaakt werd van al de charters en papieren van het kan
toor van den aftredenden rentmeester. 7)
In 1724 nam men een verstandigen maatregel, namelijk door te bepalen,
dat van elk uit te leenen archiefstuk de secretaris te zijner décharge een
renversaal (ontvangbewijs) moest eischen. 8) Maar ook dit schijnt niet
afdoende geholpen te hebben, daar de secretaris zelf veelal de hoofd
schuldige was. Althans in de 19e eeuw was de toestand nog niet veel
beter. Bij het overlijden in 1831 van Jhr. mr. Anthony van der Heim, die
vijftig jaar lang secretaris van Schieland en daarna nog zes jaar secre
taris en rentmeester te gelijk was geweest, moest men weer achtergeble-
Zijn opvolger is Jennijn de la Rijve „zedert Petri ad Cathedram anno 1572 stilo
t0,tten eersten Ootobris anno 1573 daghe zijns overlijdens". Rekening 1573
Rekening 1573 fol. 49 en 50 vo.
Dlt aIles .V?' voor in H77 en is opgeteekend op de laatste bladzijden van de
ïekening over 1572, die trouwens eerst 3 Febr. 1579 wordt afgehoord. Zie over De
Hondt ook den brief van zijn schoonzoon aan den rentmeester Nicolaes Charlier d.d.
„f? l-°85, liggende in dezelfde rekening over 1572 bij fol 4
4) Rekening 1541. M 1 fol. 23.
Het zal de moeite waard zijn, om in rustiger tijden nog eens nasporingen naar dit
charter te doen, b.v. in het archief Van Hardenbroek. Het berust niet meer bij de
van de familie Van Mathenesse afkomstige stukken. Rijksarchiefverslag 1890 blz. 433.
B) Rekening 1573 fol. 35 vo.
7) Resolutiën B 5 fol. 14, 10 Jan. 1676.
s) B 9 fol. 338 vo.
I