204 noch ook in de centrale Rijksarchieven. Echter zijn in de departe mentale archieven soms de minuten der opgaven bewaard, terwijl Van Swinden en Aeneae in hunne publicaties en handschriften zich uiteraard van deze gegevens bediend hebben. Een critische verza meling en bewerking van de op die wijze te achterhalen gegevens is o.i. een der eerste desiderata voor een Nederlandsche metrologie. Omtrent de voornaamste maateenheden zijn in den tijd van Koning Lodewijk bepaalde verhoudingen tot de metrische eenheden vastgesteld; en in het algemeen zal men waarde hechten aan de vergelijkingen, die te dien tijde door de officieele instanties voor ambtelijk gebruik zijn vastgesteld. In onze dagen is een boek verschenen, dat zich opzettelijk met de in Nederland (en andere landen) nu nog voortlevende oude maten bezig houdt. Men zal dit boek allicht niet als kenbron voor Neder landsche toestanden gebruiken, maar het wèl aanvaarden als een aansporing ter kennisneming van deze zijde van het vraagstuk: welke oude maten nu nog in gebruik zijn, in hoeverre, en of die gang bare oude maten met de vroeger gesanctioneerde maten overeen komen. Op die laatste vraag voorspellen wij den onderzoeker onaangename verrassingen. Er heerscht op dat gebied veel willekeur, vooral sedert de IJkwet het gebruik van oude maten strafbaar heeft gesteld; de oude maten leiden dus noodgedwongen haar leven in het verborgen. 205 Zoo kan de metrologie een soort overzicht geven van onze geestes-geschiedenis, staatsgeschiedenis, economische geschiedenis. Van Karei den Groote's wereldrijk gaat men door de verval-periode naar de wederopleving van verkeer en handel in de latere middel eeuwen en naar de versterking der staatsgedachtemen ziet den invloed der nieuw-opgekomen landsheerlijkheden en van het Friesche zelfgevoel: de kleine heerlijkheden, de steden, de gilden elk in hun gelding. Het „terug naar de klassieken" weerklinkt en bezorgt o.a. aan een Hollandsche landmaat internationale gelding. „Terug naar de rede", werd het later; „terug naar de natuur" al spoedig. Dit alles vindt zijn weerslag in de metrologie en zijn zinvol einde in hetFransche metrieke stelselaanvaard, bij ons, eerst tijdens het landsvaderlijke vorstendom, onder de leuze: „rust en orde zijn de eerste burger plichten". En thans vindt men de rudimenten van het verleden terug onder het hoofd „Volkskunde"! Werkelijk, de metrologie verzuimt niets! We komen tot twee slotbeschouwingen: 1De theoretische metrologie moet uitgaan van den toestand rond 1800. Deze volledig te kennen is geen onmogelijke opgavemaar er ontbreekt voor het oogenblik nog veel aan. Op een aldus verkregen grondslag moet men gaan terugwerken; trachten, continuïteiten te ontdekken en te bewijzen-, afwijkingen in haar herkomst en oorzaak na te gaan. Ongetwijfeld zal men, als eenmaal een betrouwbaar raam van gegevens is opgezet, door toepassing van tallooze verspreide details tot een boeiend geheel kunnen komen. Of men ooit aan het klassieke tijdperk de hand zal kunnen reiken? De duisternis der vroege Zoo de vaststelling der Rijnlandsche roede op 3,767358 m; Koninklijke Courant 1804 no. 4 (Dingsdag den 5 January); decreten van 18 Febr. en 15 Aug. 1808. Het Amsterdamsche graanschepel is volgens de wet van 15 Aug. 1808 gesteld op 27,814 liter. Voorts het Handboekje dienende ter herleiding van maten en gewigten (officiële uitgave) 3e druk, 's-Gravenhage en Amsterdam 1824; door A. van der Toorn, spe ciaal voor den dienst der in- en uitgaande rechten krachtens artikel 384 der alge- meene wet van 12 Mei 1819. Het door ons bedoelde boek is: Arthur E. Kennelly. Vestiges of Pre-metric Weights and Measures persisting in Metric-System Europe 1926—1927, New York 1928 De schrijver is hoogleeraar in de electrotechniek; zijn onderzoek moet bezien worden in het licht van de langdurige discussie over de wenschelijkheid der invoering van het metrieke stelsel in de Vereenigde Staten (en Engeland c.s.). P. 59 67 han delen over Nederland; de schrijver heeft over goede inlichtingen beschikt. In hoever het gebruik van de el in den textielhandel nog plaats vindt, is voor een man zooals schrijver dezes moeilijk vast te stellen; zijn indruk is, dat het gebruik sterk is afgenomen. Maar hoe staat het met de inachtneming van het oude, niet onbe- langrijke, onderscheid tussdhen de verschillende ellen? Hiervan is, schijnt het, al sedert lang geen sprake meer. In den houthandel heerschen Amsterdamsche duimen en voeten nog opper machtig; zelfs herleidingsboekjes worden in die maateenheden opgesteld. Men kan ook nog wel duimstokken krijgen, waarop, met de metermaat, Amsterdamsche en Rijn landsche duimen zijn aangeteekend; Nederland fabriceert ze echter niet zelf (dat duldt de IJkwet niet);, het ons ter hand zijnde exemplaar is uit Birmingham! De oude scheepsmaat „ton" is nog in erkend gebruik. Het ligt niet op onzen weg daarover thans meer te zeggen. De oude landmaten, als pondemaat, gemet, deimt, juk, gras, en ook de kleinere eenheden, als roeden, spint e.d. zijn onder de landlieden nog algemeen gangbaar. Nauwkeurig zijn de aanduidingen in die maten lang niet altijd. Er bestaan nog wel oude meetstokken of -kettingen die in geval van kwestie voor den dag gehaald wor den; maar de vreemdeling zal ze niet te zien krijgen, want men weet wel dat het niet mag en handelt hiermee alleen maar onderling; de notaris en de burgemeester behoe ven het niet te weten. Aan de metrologie wordt aandacht gewijd door: Adolf Hueg, Dorf und Bauern- tum, Oldenburg 1939 (Niedersachsischer Heimatbund e.V., Heft 21 der Schriften- reihe), S. 110113. In Nederland schijnt de volkskunde dit materiaal nog niet ont dekt te hebben. Neder/andsch Archievenblad 1941 1943 14

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1943 | | pagina 17