164
van gemeentearchieven in het licht en Overijsel heeft een goed
begin gemaakt.
Dat thans van een der belangrijkste Overijselsche huisarchieven
ook een inventaris met regestenlijst in zoo weiverzorgden vorm voor
ons ligt, is aan het initiatief te danken van onzen ondernemenden
collega Graswinckel, die, nadat hij zijn over de jaren 1922-24 loopende
werkzaamheid aan dit archief door zijn overplaatsing van Zwolle
naar Arnhem had moeten staken, tijdens zijn arbeid als archivaris
aan het Algemeen Rijksarchief dit huisarchief nooit uit het oog heeft
verloren en met behulp van den toenmaligen volontair Mr. H. Harden-
BERG in de jaren 1935-'37 den inventaris gereed wist te maken. In
1940 volgde nog het noodzakelijke werk van het vervaardigen van
Index en Inleiding, waarna, dank zij grooten steun van vele inteeke-
naren, de mogelijkheid ontstond, tot drukken over te gaan. Het
stemt tot groote voldoening te mogen vernemen, dat de heer Gras-
winckel, die het risico van deze uitgave op zich genomen heeft, er
in geslaagd is dit fraaie resultaat te bereiken met een sluitende balans.
Inderdaad een fraai resultaat, zoowel uit aesthetisch als uit
wetenschappelijk oogpunt. Een kloek deel, in een stevigen rooden
band, gesierd met het wapen Rechteren, met mooie en interessante
illustraties. Het is zeer goed gezien, de inleiding eenigszins „smake
lijk te maken met illustraties en afbeeldingen van zegels en hand-
teekenmgen, zooals hier geschied is. De belangstelling van een
grooteren kring wordt hiermede gewekt, dan mogelijk zou zijn door
de uitgave van een inventaris met regestenlijst, voorzien enkel van
een „wetenschappelijke" inleiding. De bewerker van het archief weet
zijn gegevens meestal gemakkelijker te vinden en heeft door zijn
langen omgang met het archief over het algemeen meer kijk op
datgene, wat „zijn" archief voor belangrijks biedt aan hen, die buiten
den kring van de archiefmenschen staan. Een uitgave van een inven
taris zonder meer zou financieel niet mogelijk geweest zijn, en de
wetenschappelijk waarde van het archivalische resultaat wordt er
niet door aangetast.
Aan het einde van de inleiding deelt de schrijver mede, dat de
regestenlijst en een groot deel van de beschrijving der oorkonden
en losse stukken het werk zijn van den heer Graswinckel, op wiens
naam ook inleiding en index staan, en dat de bewerking van den
inventaris aan den heer Hardenberg te danken is.
De opmerkingen, die wij te maken hebben, zullen wij in de
volgorde van het werk te berde brengen.
De inleiding laat slechts weinig te wenschen over. Na een fraai
geïllustreerde geschiedenis van het kasteel en zijn bewoners vinden
165
wij een lijst der opeenvolgende bezitters van Rechteren, met eenige
genealogische en historische aanteekeningen, en afbeeldingen van
hun zegels van 1336 tot 1580, en van hun handteekeningen van 1550
tot 1941. Ten slotte komt een geschiedenis van het archief en van
de inventarisatie, die ons minder voldoet. Te weinig wordt hier
medegedeeld over de geschiedenis van het ontstaan van het huidige
archief. Wel wordt vermeld, dat het door aanhuwelijking en aankoop
van goederen vele aanwinsten heeft geboekt, en dat door verschil
lende oorzaken een aantal verliezen is geleden, maar te weinig wordt
gegeven over de samenstelling van deze aanwinsten. Dit kan men
met eenige moeite wel uit den inventaris opdiepen, doch de indee
ling daarvan lijdt eenigszins aan hetzelfde euvel, nl. het niet vol
doende uit elkander houden van de archiefcomplexen, zooals van
Ter Molen alias Schuylenburg en Eeze, die in den loop der jaren aan
het archief zijn toegevoegd.
Het is met zoo'n huisarchief altijd een moeilijke zaak, een be
vredigende indeeling aan te brengen. Wij hebben het zelf onder
vonden bij de inventarisatie van het archief van het Huis Bergh, en
nu onlangs weder bij die van het archief der heeren en graven van
Culemborg, waarin zich ook van die toegevoegde archieven bevinden.
Deze bestaan meestal, en dit is bij Rechteren in sterke mate het
geval, uit een persoonlijk gedeelte en uit een zakelijk gedeelte, welke
nauw met elkander in verband staan. Als nu door aankoop zoo'n
archief vereenigd wordt met het hoofdarchief, hebben de personen,
van wie de stukken afkomstig zijn, geenerlei relatie tot de eigenaren
van het hoofdarchief, bij aanwas door vererving echter wel. Indien
men nu een algemeene scheiding in persoonlijke en zakelijke stukken
aanbrengt, krijgt men bij elkander te staan een groote hoeveelheid
persoonlijke stukken, die ten deele niet in onderling verband staan.
Het zou dan beter zijn, het toegevoegde archief op zichzelf te be
schouwen, en het als een afzonderlijk archief in den inventaris te
plaatsen. De zakelijke stukken evenwel zijn, voor zoover zij speciaal
op de verworven goederen betrekking hebben, te beschouwen als
retroacta van dë op den eigenaar van het hoofdarchief overgegane
administratie of bestuur. Als nu een toegevoegd archief, zooals dit
bij Rechteren het geval is, tal van stukken bevat omtrent ver afge
legen bezittingen, die bij den aankoop niet aan den kooper zijn
overgegaan, wordt de zaak wel zeer ingewikkeld.
Eenigermate kan aan deze moeilijkheden worden tegemoet ge
komen, als men hetzij in de inleiding dan wel in noten bij de diverse
onderdeelen, in ruimere mate dan bij „Rechteren" het geval is, toe
lichtingen geeft omtrent het lot der bezittingen en de al of niet