156
nieuwe bestuursreglementen omstreeks 1816, en de Handleiding 14
juncto 51) geeft, zooals men weet, aan de invoering der Gemeente
wet in November 1851 de voorkeur. En terwijl voor de kleine steden
van Gelderland door dr. van de Ven het fatale jaar 1813 als grens
is aangenomen, beschrijft Graswinckel het Arnhemsche archief tot het
einde van 1851. Ook ten aanzien van de indeeling bewandelt hij
eigen wegen. Terwijl ieder, in overeenstemming met het voorschrift
der Handleiding 51), althans bij 1795 een caesuur aanbrengt2) -
terecht, alleen al als men denkt aan het fundamenteele verschil ten
aanzien van de rechtspraak der bestuurscolleges vóór en na de
Revolutie - en althans sommigen3) cf. hetzelfde gezag met het
Fransche bestuur, toen niet alleen de autoriteit (maire) werd gewijzigd,
doch, wat minstens zoo belangrijk is, de wijze van administratie
zelve4), een nieuwe afdeeling openen, Iaat dr. Graswinckel zijn inventa
ris doorloopen van de oudste stukken tot bovengenoemd eindjaar5).
Hij geeft van deze afwijkende methode in de inleiding geen reken
schap, doch zal er ongetwijfeld zijn goede gronden voor hebben
gehad, die men echter gaarne had vernomen. Doch voor hem, die
althans in de groote veranderingen van 1795 en 1811 een even nood
zakelijke als wenschelijke scheiding ziet, heeft de bewerker van dezen
inventaris de bezwaren der niet-onderverdeeling zoo niet opgelost
dan toch stellig lichter gemaakt door de imposante reeks der reso-
lutiën en bijbehoorende stukken, die van 1361 tot 1851 loopt, te ge
leden naar de opeenvolgende organen, die de stad over die periode
hebben bestuurd.
Te betreuren valt m. i. dat van de unieke omstandigheid, dat
dit zoo belangrijke administratief archief wordt bewaard in hetzelfde
rijksarchiefdepót, dat de rechterlijke archieven van Arnhem herbergt,
geen gebruik is gemaakt om beide bestanddeelen in één inventaris
te beschrijven6).
Een praktische nieuwigheid, die ongetwijfeld navolging verdient,
is het weglaten der afzonderlijke nummers van de seriën; de speci-
157
ficatie komt in den gedrukten inventaris niet voor, doch berust in hs.
ten bureele ten behoeve van het archiefpersoneel, dat de nummers
der gevraagde stukken met een oogopslag zal kunnen vinden. Daar
de gebruiker in een noot zal kunnen nagaan of, en zoo ja welke,
jaren aan een of andere serie ontbreken, ondervindt deze daarvan
niet den minsten last; hij zal zich te gereeder gewonnen geven wan
neer hij verneemt, dat hierdoor niet minder dan tweederde op den
druk bezuinigd is kunnen worden. Wij bevelen dit tegen den tijd,
dat weer inventarissen zullen worden gedrukt, ter overweging en
navolging aan.
Wanneer tegenover deze waardeering voor den inventaris enkele
opmerkingen ten beste mogen worden gegeven, zou ik er op willen
wijzen dat de volgorde van den neerslag der bestuurshandelingen
beter anders ware genomen; immers, minuteele notulen gaan vóór
de notulen in den inventaris, daar zij eerder in het archief zijn geko
men En ook had ik voor: bemoeiingen met 's lands financiën in
hfdst. IX liever: verrichtingen gelezen; het betreft hier toch de inning
door stedelijke organen van belastingen (verponding, familiegeld, col
laterale successie), geheven ten behoeve van hooger gezag. Maar
deze opmerkingen doen aan de verdienste van dezen arbeid niets af.
Ongeveer tien jaar geleden is in dit tijdschrift2) uitvoerig en
helaas verbitterd gestreden over de vraag, of het wenschelijk was
voort te gaan met het bewerken en vooral het uitgeven van reges-
tenlijsten. Het is overbodig, de toen geuite argumenten nogmaals na
te gaan; na wat in Mei 1940 met de Middelburgsche archieven is
gebeurd hodie nobis, eras vobis, collegae! is dat immers geen
vraag meer. Geen overweging toch levert een waardevoller en dui
delijker pleidooi voor de publicatie van archiefstukken, dus ook van
regestenlijsten, dan de even onvoorziene als plotselinge vernietiging
van zoovele archivalia in de Zeeuwsche hoofdstad. In afwachting
van een oorkondenboek is iedere regestenlijst met vreugde te be
groeten. Zoo ook dit deel van den arbeid van jhr. Graswinckel. In 1430
regesten, van 1133 tot 1543, geeft hij waardevolle bouwstoffen voor
de geschiedenis van het middeleeuwsche Arnhem; de brievenlijst,
die met het midden der 14e eeuw aanvangt, brengt in 999 nummers
hiervan welkome aanvulling. Ook hier sloeg de bewerker den bezui
nigingsmaniakken een argument uit de handen: op den omvang der
De oniuiste dateering 1852 is merkwaardigerwijze ook in den herdruk der
nandleiding overgenomen
2) Oudere vakgenooter, plachten ook in den omtrek van den Opstand een scheiding
aan te brengen (andermaal ban der oude opvattingen over het archief misschien?);
zoo Utrecht (1577), Dordrecht (1572), Leiden (1574),
Zoo de inventarissen van Delfshaven, Elburg, Kuilenburg.
k j ,j'' mi' voor'<1orTien 4at bij de a.s. herziening der Handleiding dit punt in
verband met de invoering der registratuur in onzen tijd, terdege moet worden overwoqen.
1SIA bewerk,n9 der inventarissen van Zutfen en Hindeloopen, die" tot
gaan, is dit systeem gevolgd. Zie ook hiervóór p. 77 vlg.
Jhr. G. heeft mij medegedeeld, dat hiertoe destijds niet is overgegaan omdat
men van plan was, de inventarissen der verschillende Geldersche rechterlijke archie-
ven in een deel te doen verschijnen.
Zie de beschouwing van mr. A. MEERKAMP VAN EMBDEN in Ned. Archievenblad
1924/25 p. 117 vlg.
2) Ned. Archievenblad 1931/32 p. 106 vlg., p. 109 vlg., p. 173 vlg.
Nederlandsch Archievenblad 1941 1942 11